Waarover gaat het?
Zelfdoding (zelfmoord, suïcide) en pogingen tot zelfdoding vormen een frequent probleem in onze samenleving.
In meer dan 90% van de gevallen heeft de persoon een voorgeschiedenis van psychische problemen, meestal stemmingsstoornissen of middelenmisbruik (alcohol, drugs, geneesmiddelen). Het gaat zelden om een plotse bevlieging.
Vaak is zelfdoding het eindpunt van een lang proces, een levenslange opstapeling van risicofactoren, een gebrek aan bescherming en de aanwezigheid van uitlokkende factoren.
Dit toont het belang aan van het onderkennen van de risicogroepen en –factoren voor zelfdoding, en van het vroegtijdig ingrijpen om een evolutie naar zelfdoding te voorkomen.
Sommigen verkiezen om de term zelfmoord niet meer te gebruiken, omdat het aan een misdaad doet denken, wat hier duidelijk niet het geval is. Daarom wordt de term zelfdoding voorgesteld. In deze richtlijn gebruiken we beide termen, omdat de bestaande hulpdiensten dit ook nog steeds doen. Ook op de websites waarnaar we verwijzen worden beide termen gebruikt.
Hoe vaak komt het voor?
- Naar schatting heeft ongeveer 10% van de bevolking ooit voorbijgaande suïcidale gedachten.
- In 2016 overleden in Vlaanderen 1.057 personen door zelfdoding. Dit komt neer op bijna 3 zelfdodingen per dag. Bijna 3 op de 4 (72%) van hen waren mannen1.
- In 2017 waren er naar schatting 10.288 pogingen tot zelfdoding in Vlaanderen, wat neerkomt op gemiddeld 28 pogingen per dag. Meer vrouwen (62,4%) dan mannen ondernamen een zelfmoordpoging1.
Hoe kan je een persoon met risico op zelfdoding herkennen?
Mensen in een moeilijke, uitzichtloze situatie, zeker wanneer verschillende risicofactoren meespelen, zien zelfdoding soms als de enige uitweg voor hun lijden.
Vaak worden zulke gedachten voorafgegaan door verandering van gedrag of emoties, zich terugtrekken en/of uiten dat het niet goed gaat.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen factoren die het suïciderisico verhogen op lange of op korte termijn.
Risicofactoren op lange termijn
- sociale factoren: man, alleenwonend, werkloos;
- familiale factoren: zelfmoord bij een naaste familielid of vriend;
- onaangepast gedrag;
- neiging tot agressie;
- mentale gezondheidsproblemen;
- ernstige ziekte;
- pijn;
- erfelijke aanleg.
Risicofactoren op korte termijn
- een zelfmoordpoging in de voorbije 12 maanden;
- traumatische gebeurtenissen: overlijden, verlies van job, financiële problemen, echtscheiding, ruzies...;
- psychologische factoren: het gevoel dat alles slecht gaat, hopeloosheid, negatieve vooruitzichten in het leven, onvrede met hoe de zaken lopen...;
- een ernstige psychiatrische stoornis: depressie, schizofrenie, ongecontroleerd middelenmisbruik.
Het risico op zelfdoding is hoog bij opname in het ziekenhuis, bij het begin van de behandeling en gedurende de eerste maand na ontslag.
Hoe stellen de arts en de omgeving een suïciderisico vast bij een persoon?
Uit het leven willen stappen is geen ziekte. Je kunt een suïciderisico niet vaststellen met een lichamelijk of technisch onderzoek.
De sleutel ligt in het begrijpen van de persoonlijke psychosociale en fysieke toestand van de persoon met zelfmoordgedachten.
Als je vermoedens hebt in die richting, kan het nuttig zijn om nadrukkelijk bij de persoon te informeren naar concrete plannen of eventuele voorbereidingen. Soms zal hij alles staalhard ontkennen, soms zal hij maar al te graag ingaan op je vragen.
Als je bij een persoon meerdere alarmsignalen opmerkt gedurende langere tijd, kan dit betekenen dat hij hulp nodig heeft. Volgende signalen kunnen erop wijzen dat iemand het moeilijk heeft:
- verandering in gedrag;
- verandering in emoties;
- zich terugtrekken;
- zeggen dat het niet goed gaat.
Van de mensen die zelfmoord plegen, zoekt 40 tot 60% (medische) hulp in de laatste maand van hun leven, en 18% zelfs nog de laatste dag. Slechts heel weinig van hen communiceren echter vooraf over hun suïcidale intentie.
Wat kan je zelf doen?
Blijf niet lopen met gevoelens van hopeloosheid, schuld of schaamte die leiden tot zelfmoordgedachten. Durf naar een professionele hulpverlener te stappen die je verder kan begeleiden.
Met problemen rond zelfdoding kun je terecht bij een aantal organisaties. Je kunt er informatie vinden, maar ook bellen, e-mailen of chatten:
- De Zelfmoordlijn: tel.nr. 1813 of https://www.zelfmoord1813.be/
- Tele-onthaal: tel.nr. 106 of https://www.tele-onthaal.be/
Wees je ervan bewust dat je door bijv. een depressie de dingen automatisch heel donker ziet en dat je constructief oplossend denkvermogen vermindert. Met een gepaste behandeling kun je de zaken na een paar weken helemaal anders zien.
Wat kunnen de arts en de omgeving van een persoon met suïciderisico doen?
Merk je signalen op bij een persoon die er mogelijk op wijzen dat hij hulp nodig heeft? Op de website van de campagne ‘4 voor 12’ vind je tips die je kunnen helpen.
Dikwijls moet de situatie eerst ontmijnd worden. Het onmiddellijke suïciderisico moet verdwijnen vooraleer een ondersteunende begeleiding kan gestart worden.
Daarom is er in de eerste fase vaak een (korte) ziekenhuisopname nodig, waarbij de persoon tegen zichzelf in bescherming wordt genomen.
Het is ook het moment om een grondige evaluatie te doen en een behandeling op te starten voor mogelijke psychische problemen, zoals depressie en middelenmisbruik.
Intussen kan de familie en omgeving zich voorbereiden op de thuiskomst van de persoon, en kunnen de nodige ambulante voorzieningen worden getroffen.
Psychologische begeleiding en zelfmoordpreventie op lange termijn zullen een belangrijke plaats toegekend krijgen.
Meer weten?
- Voor jongeren die denken aan zelfmoord:
- Voor volwassenen die denken aan zelfmoord:
- Ter preventie, voor het behoud van een goede mentale gezondheid:
- https://www.fitinjehoofd.be/
- of voor jongeren: https://www.noknok.be/