Wat is het?
Een bipolaire stoornis wordt ook wel een manisch-depressieve stoornis genoemd. Het is een psychiatrische aandoening, waarbij de stemming wisselt tussen zware depressieve en (hypo)manische periodes.
Het is een aandoening die verantwoordelijk is voor heel wat psychisch leed. Ten minste de helft van de mensen met een bipolaire stoornis onderneemt een zelfmoordpoging. Het is dan ook heel belangrijk om de ziekte te herkennen en te behandelen, ook om herval te voorkomen.
De aandoening kent twee vormen:
- een type 1-stoornis wordt gekenmerkt door manische, depressieve en gemengde periodes.
- een type 2-stoornis wordt gekenmerkt door hypomane en depressieve periodes.
Meestal is het zo dat de depressieve periodes de overhand hebben. Het is echter belangrijk om het onderscheid te maken tussen de ziekte ‘depressie’ en de manisch-depressieve stoornis, want de behandeling is verschillend.
Hoe vaak komt het voor?
In de loop van je leven heb je ongeveer 1 kans op 100 om een episode van deze ziekte door te maken. Deze kans kan stijgen wanneer het familiaal (bij bloedverwanten) voorkomt.
Hoe kun je het herkennen?
De ziekte houdt in dat de stemming enorm kan wisselen, volgens een bepaald patroon. Er kunnen episodes zijn van depressie, hypomanie en manie.
Deze episodes hebben volgende kenmerken:
- depressie: net zoals bij een ernstige depressie heb je in deze fase last van een depressieve stemming, interesseverlies, slaapproblemen, veranderde eetlust, gewichtsverlies, energieverlies, verandering in de psychische of lichamelijke activiteit (kan verhogen of verlagen), concentratiestoornissen, schuldgevoelens, zelfmoordgedachten.
- hypomanie: wordt gekenmerkt door een verbetering van de stemming, die duidelijk verschilt van de normale toestand. Deze fase kan dagen tot weken duren. Ten minste 3 van volgende symptomen zijn in deze periode aanwezig: fysieke rusteloosheid, verhoogde spraakzaamheid, concentratiemoeilijkheden en verstrooidheid, minder behoefte aan slaap, een verhoogde seksuele interesse, buien van onverantwoord gedrag (bijvoorbeeld geld verspillen), toename van sociale omgang.
- manie: dit is eigenlijk een sterkere vorm van hypomanie, en betekent voor de patiënt ook moeilijker functioneren. Mensen in deze fase kunnen zichzelf, hun familie of ook anderen blootstellen aan gevaren. Dit komt bijvoorbeeld door de ‘overactiviteit’ en omdat het beoordelingsvermogen minder goed is.
Soms zijn kenmerken van manische en depressieve episodes tegelijkertijd aanwezig of wisselt de stemming heel snel van depressie naar manie en omgekeerd (dit noemt men ‘rapid cycling’). Het risico op zelfmoord is groot in deze gemengde fase.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts zal zich een beeld proberen te vormen van je psychisch functioneren, op dat moment, maar ook van de weken ervoor. Om te achterhalen of je mogelijk een manische fase doormaakt, zal hij trachten te peilen naar volgende kenmerken: toename van activiteit of fysieke rusteloosheid, verhoogde spraakzaamheid of ‘woordenvloed’, gebrek aan ‘remmingen’, minder slaapbehoefte, gevoel van ‘sneller denken’ of ‘gedachtestromen’, verhoogd gevoel van eigenwaarde of eigen kunnen, roekeloos gedrag, verhoogd libido…
Hij zal bovendien nagaan of je wanen of hallucinaties hebt door te peilen naar bepaalde gedachten die niet stroken met de werkelijkheid (wanen) of naar onjuiste zintuiglijke waarnemingen (hallucinaties): iets horen, ruiken, zien… wat er in werkelijkheid niet is.
Sommige mensen met een bipolaire stoornis kunnen tijdens een manische fase wanen of hallucinaties hebben. Dit noemt men een ‘psychotische manie’.
Vaak gedragen mensen zich vrij goed tijdens een consultatie, en kan het nodig zijn om anderen uit de naaste omgeving te bevragen om een correcte inschatting te kunnen maken.
Omdat het belangrijk is om het onderscheid te maken met een depressieve stoornis, zal je arts bij depressieve klachten ook steeds vragen of je in het verleden ook periodes van ‘euforie’ (d.w.z. manie) had. De behandeling is bij deze twee op het eerste gezicht gelijkende ziekten helemaal anders.
Je arts zal ook een onderscheid proberen te maken met alcohol-, geneesmiddelen- of druggebruik.
Ten slotte kunnen hersenaandoeningen eveneens leiden tot een (secundaire) manische episode. Je arts zal hier zeker aan denken wanneer je op oudere leeftijd (>50 jaar) een eerste manische episode doormaakt.
Wat kun je zelf doen?
Als je lijdt aan een bipolaire stoornis voel je een periode van euforie vaak aankomen. Je begint je steeds energieker te voelen, je hebt minder behoefte aan slaap en het algemene gevoel van opwinding neemt toe. Dit noemt men de ‘presymptomatische’ fase: ze kondigt de manische fase aan.
Neem je medicatie zorgvuldig en bespreek de bijwerkingen met je arts. Stop nooit op eigen houtje of pas niet zelf de dosering aan. Het plots stoppen met de therapie kan een manie of depressie uitlokken. Omgekeerd kan een overdosering van lithium bijvoorbeeld een onmiddellijke verwijzing naar het ziekenhuis vereisen.
Vermijd zoveel mogelijk stress en zorg voor voldoende nachtrust. Het is immers bewezen dat dit uitlokkende factoren kunnen zijn van een nieuwe episode.
Wat kan je arts doen?
Tijdens de ‘acute’ fase, dit wil zeggen wanneer de ziekte echt grip krijgt, is doorgaans een dringende ziekenhuisopname nodig. Deze fase wordt in principe behandeld door psychiaters. De behandeling verschilt (andere geneesmiddelen) naargelang de ziektefase waarin je je bevindt en het verloop van de ziekte.
Keert de ziekte terug, dan is er ook een onderhoudstherapie nodig om herval te voorkomen. Deze therapie is dan vaak levenslang noodzakelijk.
Als de ziekte gestabiliseerd is en je voldoende inzicht hebt in je ziekte, kan de opvolging van de onderhoudsbehandeling door je huisarts gebeuren.
Bij het behandelen van een manie gebruikt men vaak een combinatie van minstens 2 geneesmiddelen: een stemmingsstabilisator (bvb. lithium, valproaat) en een antipsychoticum.
Wanneer je bepaalde geneesmiddelen neemt, is een bloedcontrole (minstens om de 6 maanden) nodig. Dit is bijvoorbeeld het geval bij lithium, waarvan de concentratie in het bloed moet worden gecontroleerd om te voorkomen dat de dosering te hoog of te laag is. Minstens 1 maal per jaar moeten ook schildklierhormoon en nieren via een bloedname worden gecontroleerd.
Belangrijk bij de behandeling van bipolaire stoornissen is het juiste gebruik van medicatie. Zo kunnen antidepressiva, die worden voorgeschreven bij depressies (zonder manische episodes), bij mensen met een bipolaire stoornis een (hypo)manische fase uitlokken.
Stemmingsstabilisatoren en/of antipsychotica (bvb. quetiapine) zijn in ieder geval bijkomend nodig als je arts het zinvol vindt om toch antidepressiva te gebruiken in je therapie.
Naast de noodzakelijke medicatie is bij bipolaire stoornissen ook multidisciplinaire ondersteuning nodig. Dit betekent dat een team bestaande uit een arts, een psychiatrisch verpleegkundige, een maatschappelijk assistent en een psycholoog je begeleidt. Deze ondersteuning kan een groot verschil maken op vlak van zelfstandig functioneren en leidt tot minder ziekenhuisopnames.
Psychotherapie en informatie (aan jou als patiënt, je omgeving en je familie) kunnen zeer nuttig zijn om te leren omgaan met de ziekte en het risico op herval te verkleinen.
Meer weten?
- https://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/bipolaire-stoornis
- patiëntenvereniging: http://www.upsendowns.be/