Wat is het?
Het gaat om een goedaardige episode van geheugenverlies, die niet langer duurt dan 24 uur en spontaan verdwijnt. Men is dan tijdelijk niet meer in staat zich gebeurtenissen van de afgelopen dagen te herinneren of nieuwe informatie op te slaan, terwijl men verder wel normaal kan functioneren en goed bewust is.
Het mechanisme waardoor dit geheugenverlies tot stand komt, is nog ongekend. Men denkt aan een doorbloedingsstoornis in bepaalde hersengebieden, de invloed van emotionele stress en sommige persoonlijkheidskenmerken. Zo zou tijdelijk geheugenverlies meer voorkomen bij gevoelige personen. Tot op heden vond men voor geen enkele oorzaak overtuigend bewijs.
Bij wie komt het voor?
Tijdelijk geheugenverlies treft voornamelijk vrouwen van middelbare leeftijd (gemiddeld 60 jaar).
Hoe kan je het herkennen?
Het gaat om geïsoleerd, voorbijgaand geheugenverlies. Typisch zal de persoon dezelfde vragen steeds weer herhalen. Daarbij is het belangrijk dat er geen andere tekenen van zenuwaantasting zijn, zoals krachtverlies, verwardheid of verminderd bewustzijn. Ook de andere geheugenvormen moeten normaal zijn, zoals identiteit en oriëntatie in tijd en ruimte.
Na maximaal 24 uur kan de persoon weer normaal informatie opslaan, maar van de dag van de klachten kan hij zich niets herinneren.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Er zal een grondig neurologisch onderzoek plaatsvinden. Als er geen afwijkingen worden gevonden, zal de arts denken aan een geïsoleerd en acuut geheugenprobleem. Bij de minste twijfel of aanwezigheid van andere neurologische symptomen zijn meer technische onderzoeken nodig, zoals een EEG en een CT- en/of MRI-scan.
Wat kan je zelf doen?
Probeer rustig te blijven bij dit bizar fenomeen. Ga na of er geen krachtverlies is, rare spraak of verwardheid. Raadpleeg daarna de huisarts.
Wat kan de arts doen?
Sowieso verwijst de arts personen met dergelijk ziektebeeld door naar de spoeddienst, voor korte observatie tot de geheugenstoornissen verdwenen zijn. Deze aandoening moet niet behandeld worden en komt meestal slechts één keer voor. Er is dus geen opvolging noodzakelijk. Bij herhaalde episodes zal de arts altijd verder onderzoek plannen.