Wat is het?
De hersenen hebben o.a. een cognitieve functie: dit omhelst het geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen begrijpen en uitvoeren van zowel eenvoudige als ingewikkelde dagelijkse handelingen. Het is niet altijd makkelijk om een geheugenstoornis te diagnosticeren, want vergeetachtig zijn of eens niet op een woord komen wijst nog niet op een geheugenstoornis. Bovendien zijn de oorzaken van een geheugenstoornis zeer uiteenlopend. Het kan gaan om een vorm van dementie, maar geheugenstoornissen kunnen ook het gevolg zijn van bijv. een hersenbloeding, -infarct of -tumor.
Herkennen van de geheugenstoornis
Uitgebreide tests kunnen een stoornis in een van deze hersenfuncties opsporen en de ernst ervan vaststellen. Deze tests omvatten enerzijds vragenlijsten over de klachten en een beoordeling van de cognitieve functies en de weerslag op de dagelijkse activiteiten. Bovendien wordt er aandacht geschonken aan stemmings- en gedragsveranderingen om een onderliggende depressie op te sporen. Er zijn vragenlijsten voor zowel de getroffene als de naaste omgeving (samenwonende familie, verzorgers, …). Anderzijds kan er een neuropsychologisch onderzoek gebeuren, waarbij onderzoekers het vermogen om bepaalde handelingen uit te voeren beoordelen. Dit is belangrijk wanneer de arts moet beoordelen of iemand met geheugenstoornissen nog bekwaam is om te werken, financiën te beheren, …
Klinische beoordeling van de geheugenstoornis
Naast vragenlijsten zal de arts ook het lichaam zelf onderzoeken. Eerst beoordeelt hij de algemene lichamelijke toestand en die van het zenuwstelsel. Bij dit laatste onderzoekt de arts de sterkte van de spieren, verlammingen, abnormale bewegingen, afwijkende reflexen, beven, gangstoornissen, … Bij beginnende ziekte van Alzheimer zijn er typisch geen afwijkingen van het zenuwstelsel. Als deze er wel zijn, duidt dit meestal op een onderliggende aandoening van het zenuwstelsel zelf.
De arts houdt ook rekening met de gebruikte medicatie, gezien geheugenstoornissen een bijwerking kunnen zijn van sommige medicijnen.
Daarna voert de arts een bloedonderzoek uit en maakt hij een filmpje van het hart (ECG).
Ten slotte maakt de arts opnames van de hersenen om hersenafwijkingen, -bloedingen en -gezwellen op te sporen. De meeste details zijn zichtbaar op een MRI-scan, maar soms is enkel een CT-scan mogelijk omdat de persoon in kwestie bijv. een pacemaker heeft.
Doorverwijzing naar een specialist
Afhankelijk van de situatie kan de huisarts doorverwijzen naar een neuroloog, geriater of psychiater. Doorverwijzing dient om verder onderzoek te laten verrichten binnen die specialiteit en gebeurt in volgende gevallen:
- wanneer de symptomen wijzen op beginnende dementie;
- wanneer de symptomen of de oorzaak onduidelijk zijn;
- wanneer er nood is aan een beoordeling van de arbeidsgeschiktheid, de rijgeschiktheid of de juridische handelsbekwaamheid;
- wanneer de persoon niet reageert op de ingestelde behandeling;
- in geval van een problematische thuissituatie;
- steeds wanneer de huisarts dit nodig vindt.
Meer weten?
- www.dementie.vlaanderen: portaalwebsite van de Vlaamse overheid over dementie
- Informatiefiche Farmaka 'U zorgt voor een persoon die dementie heeft': algemene tips bij het zorgen voor een persoon met dementie
- Info over geheugenproblemen
- Info over vergeetachtigheid
- Beslishulp dementie