Wat is het?
Ons lichaam en onze geest gaan er met het ouder worden op achteruit. Dat kan zich op een bepaald moment uiten in fysieke en geestelijke achteruitgang, meestal op gevorderde leeftijd.
Er bestaan verschillende evaluatieschalen om het lichamelijke en verstandelijke (of cognitieve) functioneren van ouderen in te schatten. Welke meetschaal wordt gebruikt, hangt af van wie (bvb. thuiswonende oudere, rusthuisbewoner) en van wat (bvb. beoordeling zorgbehoefte of resultaat therapie) men wil beoordelen.
Hoe gebeurt het?
Doorgaans zijn de meetschalen vaste lijsten met vragen over activiteiten of gevoelens.
Er kan ook gevraagd worden om intellectuele opdrachten uit te voeren, zoals het maken van een tekening of het herhalen van een reeks cijfers.
Elk antwoord krijgt een score. Aan het einde van de test telt men alle scores op. Hoe hoger de eindscore, hoe beter het fysieke en cognitieve functioneren van de oudere.
Wat zijn de voornaamste evaluatieschalen?
Barthel-schaal voor zelfredzaamheid en mobiliteit
De Barthel-schaal meet het fysieke functioneren aan de hand van 10 activiteiten: eten, zich verplaatsen van bed naar stoel en terug, persoonlijke verzorging (gezicht, haar, tanden, scheren), gebruik van het toilet, baden, stappen op een vlakke ondergrond, trappen op- en aflopen, aan- en uitkleden, stoelgang maken en plassen.
Elke activiteit krijgt een score. Alle scores worden aan het einde van de test opgeteld. Een eindscore van 0 tot 4 betekent volledig hulpbehoevend; een maximumscore van 20 betekent volledig zelfstandig.
Lawton IADL-schaal
De Lawton IADL-schaal (IADL staat voor instrumentele activiteiten in het dagelijks leven) beoordeelt de bekwaamheid om instrumentele dagelijkse activiteiten uit te voeren, en geeft de arts inzicht in de functionele zorgbehoefte van een thuiswonende oudere. Met instrumentele activeiten bedoelen we activiteiten zoals koken, alledaags huishoudelijk werk, boodschappen doen, het openbaar vervoer gebruiken of autorijden.
Deze schaal beoordeelt 8 activiteiten: de mogelijkheid om de telefoon te gebruiken, te winkelen, zelf voedsel te bereiden, huishoudelijke taken uit te voeren, te wassen en te strijken, eigen of openbaar vervoer te gebruiken, zelf de eigen medicatie te beheren en de eigen financiën op te volgen.
Een score van 8 is volledig onafhankelijk voor IADL; een score van 0 is volledig afhankelijk voor IADL.
MMSE (Mini Mental State Examination)
Door het afnemen van de MMSE krijgt de arts een goed beeld van het verstandelijke functioneren van een oudere. De test peilt naar o.a. oriëntatievermogen, kortetermijngeheugen en taal, met als doel beginnende tekenen van dementie op te sporen.
Bij vermoeden van dementie (score lager dan 24 op 30) gebeuren er meer uitgebreide tests.
Geriatrische depressiescreeningsschaal
De geriatrische depressiescreeningsschaal is een lijst van 30 vragen over dagelijkse stemmingen, houdingen en gevoelens, waarop de ondervraagde persoon met ja of nee moet antwoorden. Het doel van de test is het opsporen van depressie.
Alle scores worden nadien opgeteld. Een score van 0 tot 10 is normaal; een score van 11 tot 20 duidt op een milde depressie, en een score van 21 tot 30 op een ernstige depressie.
Wat kun je zelf doen?
Merk je dat een naaste fysiek of verstandelijk minder goed functioneert of het psychisch moeilijker heeft, contacteer dan zijn huisarts. Hij zal de gepaste meetschaal gebruiken om de situatie beter te kunnen beoordelen.