Wat is het?
De pols is een gewricht: de ellepijp (lopende van de elleboog naar de pinkzijde) en het spaakbeen (lopende van net na de elleboog naar de duimzijde) maken een gewricht met de kleinere polsbotjes.
De ene polsbreuk is de andere niet. Er bestaan verschillende soorten: Smith-fractuur, Colles-fractuur, Barton-fractuur, Chauffeur-fractuur, fractuur van het scaphoïdbot, andere carpale (kleine handbotjes) botfracturen. Elk van deze breuken wordt op een andere manier behandeld.
Soms treden er ook verwikkelingen op zoals druk op een zenuw, problemen bij het herstel van de beweeglijkheid, een slechte botheling of het Complex Regionaal Pijnsyndroom (CRPS).
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Eerst en vooral is het belangrijk om te weten hoe je de polsblessure hebt opgelopen. Soms is er een typische val aan voorafgegaan. Bijvoorbeeld: een breuk van het scaphoïdbot ontstaat doorgaans na een val op een uitgestoken hand.
De arts zal je pols goed onderzoeken en letten op pijn, zwelling, bloeduitstortingen, een (afwijkende) stand en tekenen van schade aan een zenuw of belangrijk bloedvat.
Door middel van een röntgenfoto (Rx) kan men vaststellen waar de breuk zich precies bevindt. Om dit goed te kunnen beoordelen, moet vaak uit verschillende hoeken een opname worden gemaakt:
- bij een Colles- of Smith-fractuur is het spaakbeen gebroken en zijn de botfragmenten dikwijls verplaatst.
- een Barton-fractuur is een breuk ‘in’ het polsgewricht. Het spaakbeen is dan spiraalvorming gebroken aan de kant van de kleinere polsbotjes.
- een Chauffeur-fractuur is eveneens een breuk ‘in’ het polsgewricht, maar waarbij het stylovormige uiteinde van het spaakbeen is afgebroken. Meestal is dan ook een gewrichtsband aangetast.
In bepaalde gevallen opteert je arts voor een aanvullend onderzoek om letsels aan de gewrichtsbanden (ligamenten) op te sporen. Dit gebeurt via een MRI-scan of een endoscopisch onderzoek (via kijkgaatjes in de pols wordt gekeken welke structuren beschadigd zijn).
Wanneer je arts sterk vermoedt dat je een scaphoïdfractuur hebt, zal hij na 1 à 2 weken opnieuw foto’s laten maken of een CT-scan aanvragen. Het kan immers zijn dat de breuk niet te zien was op de eerste röntgenfoto’s.
Wat kun je zelf doen?
Bij een breuk moet je onmiddellijk je arm in ‘hoogstand’ houden. Op die manier ga je de zwelling tegen en vermijd je dat een eventueel gipsverband te veel gaat drukken.
Het is zeer belangrijk om de oefeningen die je aanbevolen krijgt, meermaals per dag uit te voeren. Een gipsverband maakt niet alleen het polsgewricht onbeweeglijk, vaak is het ook nodig om de schouder, de elleboog en de vingergewrichten goed te oefenen om na het verwijderen van het gips het herstel vlotter te laten lopen.
Het goed en regelmatig uitvoeren van de oefeningen en hoogstand van de gegipste arm kunnen helpen om het Complex Regionaal Pijnsyndroom (CRPS) te voorkomen.
Hoe kun je zelf complicaties herkennen?
Wanneer de gips te veel drukt, moet een nieuw en losser verband aangebracht worden. Pijn, tintelingen of gevoelloosheid van de vingers kunnen wijzen op een beknelde zenuw. Een controle door je arts is nodig en soms zal een nieuw gipsverband moeten worden aangelegd.
Heb je moeite om de vingers te bewegen, zijn er veranderingen in temperatuur en kleur van de huid langs de getroffen kant, dan kan dit wijzen op het ontstaan van CRPS.
Aanhoudende pijn of beperkte mobiliteit kan wijzen op een slechte botheling. Een goede opvolging door je arts is dan zeker nodig.
Wat kan je arts of zorgverlener doen?
In geval van verplaatsing van een of meerdere botstukken, worden deze eerst op de juiste plaats teruggezet. Dit gebeurt uiteraard onder verdoving, met of zonder operatie. Daarna wordt vaak een gips aangelegd. Dit gebeurt steeds zeer zorgvuldig. Meestal draag je die dan gedurende 4 tot 6 weken, en bij breuken van het scaphoïdbot 6 tot 12 weken.
Tijdige opvolging is nodig om te kunnen oordelen of de genezing goed verloopt. Bij ouderen of in geval van complexe breuken maakt men steeds een controlefoto vooraleer het gewricht opnieuw volledig beweeglijk wordt gemaakt. Soms zal de arts je verwijzen naar een kinesitherapeut om het polsgewricht opnieuw zo soepel mogelijk te maken.
Verloopt het genezingsproces niet zoals gewenst, dan word je doorverwezen naar een specialist-orthopedist.