Waarover gaat het?
In deze richtlijn worden vijf aandoeningen beschreven van de enkel en de voet, die alleen bij kinderen en adolescenten voorkomen. De oorzaak ligt in een aangeboren afwijking, in een kwetsuur of overbelasting tijdens het groeiproces.
De ziekte van Köhler
is een uiterst zeldzame aandoening van een beentje (os naviculare) aan de binnenzijde van de middenvoet. Het komt voor op de leeftijd van 3 tot 7 jaar. Door een verstoring van de bloedvoorziening sterft het beentje af en stopt het met groeien. Een trauma of een afwijkende stand van de voet kan aan de oorsprong liggen.
Symptomen zijn onder meer pijn, zwelling aan de boven-binnenzijde van de voet en manken. Drukken op het botje is pijnlijk.
De arts baseert de diagnose op een röntgenfoto. Het herstelt spontaan, maar men kan voor korte tijd een gipsverband aanbrengen om de pijn te verlichten.
De ziekte van Sever
is gekenmerkt door pijn aan de aanhechting van de achillespees aan het hielbeen bij kinderen van 7 tot 11 jaar. Men dacht dat de ziekte te wijten was aan een ontsteking van de groeischijf van de hiel, ter hoogte van de aanhechting van de achillespees. Waarschijnlijk ligt de oorzaak echter in een ontsteking van de weke delen rond de pees, ten gevolge van overdreven tractie. De aandoening komt vaak voor aan beide hielen.
De voornaamste klacht is pijn die verergert na fysieke inspanning, en soms treedt er zwelling en roodheid op. Drukken op de zijkanten van het hielbeen is pijnlijk.
Bij typische symptomen en bevindingen moet er geen röntgenfoto gemaakt worden. De pijn verdwijnt spontaan in de adolescentie. Een hakophoging van max. 2 cm kan de tractie van de pees verminderen. Bij milde gevallen moet het kind gedurende 6 weken springen en lopen vermijden.
De ziekte van Freiberg
is een aandoening waarbij de kop van een van de vijf beentjes van de voorvoet (metatarsalen) afsterft. Het komt voor bij kinderen en jonge volwassenen.
Symptomen zijn onder meer pijn en zwelling ter hoogte van de kop van het beentje, en beperkte beweeglijkheid van het gewricht van de overeenkomstige teen.
De arts stelt de diagnose op basis van een röntgenfoto. De behandeling bestaat uit het dragen van schoenen met dikke zolen of steunzolen, en soms is een korte gipsbehandeling nodig. Chirurgische therapie is pas aangewezen na een niet-chirurgische behandeling gedurende 1-2 jaar.
Een overtollig naviculair bot
is een stukje bot in een pees ter hoogte van het middenvoetbeentje. Het wordt vaak toevallig gevonden, als een kleine verhevenheid die vrij kan bewegen of vastzit op het botje aan de binnenzijde van de voet. Het kan ongemak veroorzaken bij platvoeten, en druk in de schoen, met name in schaats- en skischoenen.
Symptomen beginnen in de preadolescentie en verdwijnen meestal wanneer het skelet volgroeid is. Ze blijven zelden aanwezig op volwassen leeftijd.
De behandeling bestaat uit een tijdelijke vermindering van de fysieke activiteit en het dragen van goed passende schoenen of laarzen. Bij ernstige acute pijn beveelt de arts gedurende 4-6 weken een gipsverband tot onder de knie aan. Chirurgie, waarbij het botfragmentje wordt weggenomen, is slechts uitzonderlijk nodig.
Platvoet (pes planovalgus)
verwijst naar de afgeplatte voetboog (planus) en het naar buiten kantelen van het hielbeen (valgus). Bij een flexibele platvoet krijgt de boog zijn gewelfde vorm terug en wordt de hielpositie gecorrigeerd wanneer het kind aan de armen hangt of op zijn tenen staat. Bij een gefixeerde platvoet blijft de stand ongewijzigd.
Bij kleine kinderen komen platvoeten zo vaak voor dat het als een normale leeftijdsgebonden afwijking beschouwd wordt. Vierenveertig procent van de 3 tot 6-jarigen heeft platvoeten. Het voetgewelf is doorgezakt tot op de grond, en de hiel staat wat naar buiten. Daardoor komt het gewicht meer op de voorvoet en vooral op de grote teen terecht. Een flexibele platvoet tijdens de kindertijd is in principe pijnloos en corrigeert meestal spontaan, omdat de spierkrachten in de groei meespelen. Inlegzolen of speciale schoenen hebben geen invloed op de natuurlijke ontwikkeling. Het is meestal goedaardig en vereist geen behandeling.
Er is geen oorzakelijk verband bewezen tussen de vorm van de voet en andere spier- of botaandoeningen, zoals groeipijnen in de kindertijd of knie-, heup- of rugklachten op volwassen leeftijd. De vorm van de voeten heeft geen invloed op de sportieve mogelijkheden van kinderen of adolescenten.
Bij sommige kinderen zullen platvoeten niet spontaan corrigeren. De achterliggende oorzaken kunnen spierzwakte of een te gespannen kuitspier zijn. Het stretchen van de kuitspieren onder leiding van een kinesitherapeut kan nuttig zijn. Soms worden ook tijdelijke gipsverbanden aangelegd. De doeltreffendheid van orthopedische inlegzolen is niet bewezen.
Een pijnlijke of stijve platvoet aan één zijde daarentegen is niet normaal. Een gewrichtsontsteking, een overblijfsel na een trauma of een tumor kan de oorzaak zijn. Het is raadzaam om een specialist (kinderorthopedist of reumatoloog) te raadplegen als een kind of adolescent een rigide platvoet heeft met pijn bij beweging, of als een kind van 7 jaar of ouder een ernstige esthetische of functionele handicap heeft. Indien nodig kan een chirurgische ingreep uitgevoerd worden op de leeftijd van 7-10 jaar. De ingreep wordt complexer wanneer de correcties op latere leeftijd worden uitgevoerd.