Waarover gaat het?
Het beendergestel van kinderen is in volle groei en ontwikkeling. De botten groeien aan vanuit de groeikraakbeenschijven aan de uiteinden van de botten. Deze kraakbeenschijven zijn minder sterk dan een volgroeid bot of een gewrichtsband (ligament). Hierdoor scheuren de gewrichtsbanden van kinderen niet bij een ongeval, maar ontstaat er eerder een verrekking, waarbij een stukje bot mee wordt afgerukt. Ook breekt bij kinderen het bot vaker doorheen de groeischijf en raken gewrichten vaker ontwricht. De meest voorkomende letsels bij kinderen worden hier besproken.
Enkelverstuiking
Meestal gaat het om het omslaan van de enkel, waarbij de voet naar binnen wordt gedraaid. De letsels zullen dan ook vooral optreden aan de gewrichtsbanden en het bot van de buitenenkel. Een breuk komt vaker voor dan een bandscheur. De voornaamste symptomen zijn pijn en zwelling. Bij erge klachten zal de arts daarom steeds een radiografie nemen om het onderscheid te maken tussen een enkelverstuiking en een enkelbreuk. De behandeling bestaat uit een korte periode van immobilisatie van de enkel met een ondersteunende bandage. Nadien moet het kind de enkel zo snel mogelijk terug bewegen om stijfheid en spierverzwakking te voorkomen.
Ontwrichting (luxatie) van de knieschijf
Dit komt vooral voor bij kinderen tussen 10 en 16 jaar. De oorzaak is vaak een plotse, grote krachtinspanning met gebogen knie (zoals bijv. tijdens het skiën). Het kind voelt een hevige pijnscheut en ‘gaat door de knie’. Bij het strekken van het been kan de knieschijf met een klik spontaan terug op haar plaats springen. De knieschijf beweegt bij het ontwrichten naar buiten. Onmiddellijk nadien zwelt de knie op, door ophoping van bloed in het kniegewricht. Vooral de binnenrand van de knieschijf is pijnlijk bij lichamelijk onderzoek. Ook hier is het nuttig om een radiografie te laten nemen om breuken en afrukking van de gewrichtsbanden uit te sluiten. Zo nodig kan de arts met een naald het bloed uit de knie trekken (kniepunctie). Spierversterkende oefeningen onder begeleiding van een kinesist kunnen nuttig zijn.
Kindermeisjeselleboog
Het gaat om een ontwrichting van het kopje van het spaakbeen in de elleboog. De oorzaak is steeds een korte, hevige ruk aan de arm, zoals wel eens gebeurt als een kind treuzelt of tegenwringt. Het komt vooral voor tussen de leeftijd van 1 en 5 jaar. De voornaamste klacht is pijn en het kind zal weigeren om de arm te gebruiken. Meestal houdt het kind de arm naar buiten gedraaid, gestrekt en tegen het lichaam. Als het ellebooggewricht gezwollen is, is een elleboogbreuk waarschijnlijk en moet er een radiografie gebeuren.
De arts kan de kop van het bot eenvoudig weer op zijn plaats duwen, wat gepaard gaat met een klik. Als dit niet lukt, moet het kind de arm een paar dagen in een draagdoek hangen en raakt het kopje meestal spontaan weer op zijn plaats.