Waarover gaat het?
Afhankelijkheid van middelen zoals alcohol, slaap- en kalmeermiddelen, pijnstillers en drugs is een veelvoorkomend probleem dat soms lange tijd onopgemerkt blijft. Deze richtlijn focust vooral op de problemen die gepaard gaan met misbruik van drugs (cannabis, cocaïne, GHB, heroïne, ketamine, lsd en tripmiddelen, speed en xtc).
Soms merkt de omgeving gedragsveranderingen op. Het probleem kan naar boven komen naar aanleiding van een overdosis of het vaststellen van een andere ziekte zoals hepatitis of hiv. Als men drugs intraveneus (in de ader) inspuit, is er gevaar op besmetting door allerlei bacteriën en virussen, onder meer door het gebruik van onsteriele, ‘vuile’ naalden.
In het begin denkt de druggebruiker dat hij het gebruik nog onder controle heeft, maar dat kan gauw veranderen. De omgeving kan hem er als eerste op wijzen dat er een probleem is: omdat zijn gedrag verandert, hij zijn sociale en/of maatschappelijke verplichtingen niet meer nakomt (school, werk, gezinsafspraken) en dat hij te veel tijd besteedt aan het zoeken en gebruiken van de drug.
Het is in dat geval belangrijk om snel hulp te zoeken. Er is een opvangnet beschikbaar met artsen, paramedici, psychologen,… maar ook familie en vrienden kunnen een enorme steun zijn. Motivatie om aan het probleem te werken, bevordert de ontwenning.
Hoe kan je het herkennen?
Vaak wordt de afhankelijkheid van drugs ontdekt door het tegelijk opduiken van andere lichamelijke ziekten of psychische stoornissen.
Lichamelijke aandoeningen
- Verschillende vormen van hepatitis (A, B en C) komen veel voor bij intraveneuze druggebruikers. Tijdens de acute fase kan geelzucht optreden met gele verkleuring van de ogen en de huid, verminderde eetlust en gewichtsverlies.
- Infecties ontstaan meestal op de spuitplaatsen, dus in de elleboogplooien, op handen en voeten. Het kan gaan van lokale infecties met roodheid en zwelling, tot vorming van een abces en zelfs besmetting van het bloed met ontsteking van het hartzakje (endocarditis).
- Bij een overdosis zijn er tekenen van aantasting van het zenuwstelsel, met spier- en zenuwschade. Dit kan zich uiten in verminderde kracht, onzekere gang en verlammingsverschijnselen.
- Specifieke tekenen: cannabisgebruikers hebben vaak rood doorlopen ogen en mondslijmvliezen, bij opiaatgebruikers zijn de pupillen zeer klein en bijna puntvormig en amfetaminegebruikers (speed, xtc…) zijn dikwijls overactief en hebben een snelle hartslag.
- Zwangeren met een drugverslaving vormen een probleem apart wegens de impact op het ongeboren kind. Ze verzorgen zich vaak minder goed en eten doorgaans niet genoeg en niet gezond. Dit kan resulteren in een te trage groei van de baby.
Psychische aandoeningen
- Naast het druggebruik is er ook vaak sprake van alcoholmisbruik. Dat kan gepaard gaan met persoonlijkheidsstoornissen zoals angst, stemmingsveranderingen, verminderde controle over de reacties, enz.
- Chronische psychiatrische ziektebeelden zoals schizofrenie komen meer voor bij druggebruikers dan bij niet-gebruikers. Ook psychosen zijn frequenter, vooral achtervolgingswanen en hallucinaties. Men wordt dan dingen gewaar die er niet zijn. Depressie komt eveneens vrij veel voor, en komt in opstoten wanneer het effect van de drug uitgewerkt is.
- Druggebruik geeft tevens aanleiding tot slaapstoornissen waarvoor dan weer naar slaap- en kalmeermiddelen wordt gegrepen. Die leiden op hun beurt tot afhankelijkheid.
Welke onderzoeken zal je arts doen?
De arts zal altijd een reeks onderzoeken doen waarmee hij een goed beeld krijgt van de toestand van de gebruiker. Via een bloedonderzoek test hij de leverfunctie en op mogelijke aanwezigheid van hepatitis en hiv. In de urine wordt nagegaan welke soorten drugs gebruikt werden. Dat is nuttig, omdat de gebruiker door schaamte of schuldgevoel niet altijd oprecht is over wat hij de laatste maanden allemaal heeft gebruikt.
Welke behandeling zal je arts voorzien?
Essentieel is natuurlijk dat men het druggebruik stopt. Soms kan dat met medicatie die de ontwenningsverschijnselen onderdrukt (ontwenningstherapie). Maar bij gebruik van opiaten (zoals heroïne) kan dat meestal niet zomaar, en schrijft de arts tijdelijk vervangingsproducten voor (substitutietherapie). In de beginfase, en zeker wanneer er ook andere ziekten zijn, is een opname in het ziekenhuis nodig. Afhankelijk van de resultaten van het bloedonderzoek krijgt de gebruiker ook een vaccin tegen hepatitis A en B toegediend.
Ontwenningstherapie
Het stoppen van het druggebruik leidt tot nare ontwenningsverschijnselen. Die kunnen met medicatie min of meer onder controle gehouden worden. Medicatie die ook weer tot gewenning leidt, zoals kalmeer- en slaapmiddelen (benzodiazepines bijvoorbeeld), gaat men uit de weg. Nochtans kunnen ze nodig zijn om extreme onrust en slapeloosheid te behandelen. Daarom kiest de arts altijd voor kortwerkende middelen en voor een korte behandelingsperiode van 3 tot 5 dagen.
Ernstige psychosen en angst worden behandeld met een antipsychoticum. In geval van depressie schrijft de arts een antidepressivum voor. Een snelle hartslag door amfetamines wordt soms tijdelijk behandeld met een geneesmiddel dat de hartslag vertraagt.
De ontwenningstherapie beslaat doorgaans zo’n 2 tot 4 weken. De arts oordeelt of de behandeling thuis kan gebeuren, of een korte opname in een ontwenningskliniek noodzakelijk is. Dat hangt af van de ernst van de problematiek, de ernst van de psychische ontreddering of andere gelijktijdige aandoeningen, van de leeftijd (minderjarigen worden soms onder dwang opgenomen), van juridische factoren en van de wensen van de betrokkenen.
Substitutietherapie
Deze behandelingsvorm wordt vooral gebruikt bij verslaving aan opiaten (vooral heroïne) of wanneer de ontwenning van andere drugs niet lukt met de gebruikelijke therapie.
Wanneer het onmogelijk is om plots te stoppen met het druggebruik, wordt tijdelijk een vervangmiddel gegeven. De bedoeling is dat men loskomt van het druggebruik, door een ander, minder verslavend middel te gebruiken. Het is in feite een combinatie van ontwennings- en substitutietherapie. De meest gebruikte vervangmiddelen zijn buprenorfine en methadon. Na verloop van tijd wordt ook deze medicatie over een periode van 1 tot 2 maanden afgebouwd.
Substitutietherapie gebeurt onder strikte controle van een gespecialiseerde verslavingsarts. Het vervangmiddel wordt afgehaald bij een vaste apotheker.