Wat is het?
Veel reizigers hebben kortstondige buikklachten op reis of na thuiskomst. Meestal gaat het om reizigersdiarree, die na 2-3 dagen vanzelf stopt, maar soms blijven de klachten aanslepen. Als ze langer dan 2 weken duren, spreken we over aanhoudende buikklachten.
De oorzaken kunnen zeer uiteenlopend zijn:
- Als de buikklachten worden veroorzaakt door een infectie, gaat het meestal om parasieten in de darmen. De meest voorkomende parasitaire infecties zijn infecties door Dientamoeba fragilis en Giardia Lamblia. Minder vaak wordt een aanhoudende buikinfectie veroorzaakt door bacteriën of virussen. Besmettingen met bacteriën worden meer gezien bij reizigers met acute diarree die snel ontstaat en van korte duur is.
- Soms kan de oorzakelijke kiem van een infectie die aanhoudende buikklachten veroorzaakt niet langer aangetoond worden. Microben kunnen soms klachten uitlokken die niet te wijten zijn aan de infectie zelf. De besmetting kan het slijmvlies van de darm veranderen en zo de vertering beïnvloeden. Een acute buikinfectie kan bijvoorbeeld bij personen met een chronische darmziekte, zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa, deze ontstekingsziekte doen opflakkeren. Soms kan de darm na een infectie tijdelijk minder goed voedingsstoffen verteren, zoals lactose. Na een infectie kan de darm gevoeliger reageren op allerhande prikkels, wat een prikkelbaredarmsyndroom (PDS) kan veroorzaken.
- Buikklachten kunnen een bijwerking zijn van een behandeling met antibiotica: ze kunnen de eigen darmbacteriën uitschakelen, waardoor andere, ziekteverwekkende bacteriën vrij spel krijgen. Hoe breder het spectrum van het antibioticum (d.w.z. tegen hoe meer soorten bacteriën het actief is), hoe groter de kans op aanhoudende klachten.
- Aanhoudende buikklachten kunnen ook niet-infectieuze oorzaken hebben. Voorbeelden zijn een te snel werkende schildklier, glutenintolerantie (coeliakie), het prikkelbaredarmsyndroom, darmkanker, de ziekte van Crohn, …
Hoe vaak komt het voor?
40 tot 80% van alle acute diarree bij reizigers wordt veroorzaakt door bacteriën. Bij 1 tot 3% houden de symptomen langer dan 2 weken aan. Virussen veroorzaken slechts heel zelden aanslepende klachten.
5 tot 25% van alle personen die antibiotica innemen, krijgen diarree. Soms stopt deze al na een paar uur, soms blijft hij aanslepen.
Hoe kan je het herkennen?
Meestal gaat het om diarree en buikpijn die langer dan 2 weken blijven duren. Bij infecties door virussen of bacteriën treedt vaak ook koorts en een algemeen ziektegevoel op, en mogelijk ook verminderde eetlust en gewichtsverlies. Daarbij kunnen zich tekenen van een nieuwe of onderliggende aandoening voegen.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Er zijn 3 mogelijke onderzoeken om een diagnose te stellen:
- Het basisonderzoek is een rechtstreeks onderzoek en een kweek van de stoelgang: uit een staaltje stoelgang wordt de oorzakelijke bacterie gekweekt, en wordt er getest welk antibioticum het best werkt tegen de gevonden bacterie. Onder de microscoop kunnen de eitjes van parasieten gezien worden.
- Een nucleinezuurdetectietest is een test die de aanwezigheid van genetisch materiaal van de ziekteverwekker in de stoelgang opspoort. Het is een snelle test, maar helaas niet voor elke infectie bruikbaar.
- Het opsporen van afweerstoffen in het bloed: antistoffen zijn specifiek voor één bepaald type infectie.
Om de kans op het vinden van de oorzaak te vergroten, worden er meestal 3 stoelgangstalen onderzocht met een paar dagen tussentijd.
Wat kan je zelf doen?
Preventie op reis is van het allergrootste belang: eet bij voorkeur alleen gekookt of voldoende gebakken voedsel, drink uitsluitend water uit flessen, vermijd contact met besmette personen. Was je handen frequent en zorgvuldig, zeker na toiletbezoek.
Wat kan je arts doen?
De behandeling hangt af van de vastgestelde oorzaak. Tegen bacteriële infecties worden antibiotica voorgeschreven. Tegen parasieten bestaan antiparasitaire middelen.
Na de behandeling zal de stoelgang gecontroleerd worden. Het is immers altijd mogelijk dat de ziekteverwekker bestand is tegen het gebruikte geneesmiddel. Zo nodig wordt een andere behandeling gestart.
Een onderliggende aandoening wordt uiteraard ook behandeld.