Wat is het?
Voorkamerfibrillatie (VKF) is een hartritmestoornis waarbij het hart onregelmatig en meestal te snel klopt.
Anatomie van het hart
Het hart is opgebouwd uit een linker- en een rechtervoorkamer (atrium) en een linker- en rechterkamer (ventrikel). In de rechtervoorkamer bevindt zich een bundel zenuwcellen die een kleine elektrische stroom produceert. Dit werkt als een natuurlijke pacemaker, die stroomstootjes door de volledige hartspier stuurt. Hierdoor wordt die spier geprikkeld en trekt ze samen. Dit gebeurt vanzelf, zonder dat we er iets voor moeten doen.
Een normale hartslag telt 50 tot 100 slagen per minuut in rust. Bij VKF is dit systeem ontregeld, waardoor de hartslag onregelmatig en meestal te snel is.
Bloedklonters
Doordat de stroom niet goed door de hartspier wordt geleid, trekken de voorkamers niet goed samen. Daardoor wordt het bloed niet goed door het hart gepompt. Als bloed blijft stilstaan, kan het stollen en klonters vormen. Het gevaar bestaat dat deze klonters doorschieten naar de hersenen, waardoor je een beroerte krijgt. Daarom is het bij VKF vaak aangewezen om antistollingsmiddelen te nemen. Zonder die behandeling bedraagt het risico op een beroerte jaarlijks ongeveer 5%.
Tijdelijke of permanente voorkamerfibrillatie
Voorkamerfibrillatie kan plots (acuut) optreden. Soms ondervind je hier symptomen van, soms ook niet. De aanval kan vanzelf weer voorbijgaan of blijven duren.
- Als je af en toe aanvallen doormaakt, spreken we van paroxismale VKF.
- Als de aanval langer dan zeven dagen duurt, spreken we van persisterende VKF.
- Als er geen pogingen meer ondernomen worden om het hartritme weer normaal te krijgen, spreken we van permanente VKF.
Oorzaken van voorkamerfibrillatie
In sommige gevallen is er een uitlokkende factor voor VKF. Voorbeelden zijn:
Ook koffie, alcohol, drugs en stress kunnen de ritmestoornis uitlokken.
Wanneer de oorzaak wordt behandeld, verdwijnt vaak ook de VKF.
Hoe vaak komt het voor?
Voorkamerfibrillatie is na extra hartslagen de meest voorkomende hartritmestoornis. Het aantal nieuwe gevallen neemt toe met de leeftijd.
In de bevolkingsgroep jonger dan 50 jaar komt VKF bij minder dan 0,5% voor, terwijl het bij tachtigplussers bij 5% tot 15% voorkomt.1 Naar schatting weet 25 tot 35% van de personen met VKF niet dat hij of zij de aandoening heeft.
Hoe kan je het herkennen?
Bij 1 op 3 mensen veroorzaakt VKF geen klachten. Hierdoor duurt het soms (te) lang voor de aandoening wordt ontdekt. Bovendien zijn de klachten vaak niet specifiek voor VKF, maar kunnen ze ook bij andere aandoeningen voorkomen.
Volgende symptomen kunnen een teken zijn van VKF:
- hartkloppingen;
- onregelmatige polsslag;
- kortademigheid;
- abnormale vermoeidheid;
- minder inspanningen kunnen leveren;
- (neiging tot) flauwvallen;
- duizeligheid;
- pijn of druk op de borst.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Wanneer je arts je hart beluistert of je bloeddruk meet, kan hij al een vermoeden hebben dat je VKF hebt.
Hij zal dan steeds een hartfilmpje (ECG) maken. Hiermee kan hij de diagnose met zekerheid stellen.
Als blijkt dat je VKF hebt, dan zal je arts ook een bloedafname uitvoeren om mogelijke onderliggende oorzaken te achterhalen.
Soms zal een hartspecialist (cardioloog) bijkomende onderzoeken uitvoeren, zoals:
- een echografie van het hart;
- een röntgenfoto van de borstkas;
- een 24-uurs-ECG (Holteronderzoek);
- een inspanningstest.
Wat kan je zelf doen?
- Als je soms last hebt van hartkloppingen, noteer dan wanneer ze optreden en hoelang ze duren. VKF kan in aanvallen komen of continu aanwezig zijn.
- Controleer je polsslag.
- Dit doe je het best aan de basis van de duim, tussen de eerste pees en de zijkant van het polsbeen.
- Let erop of de polsslag regelmatig of onregelmatig is.
- Tel het aantal slagen per minuut. Als dat in rust hoger is dan 120 of lager dan 40, contacteer dan je arts.
- Als je VKF hebt en verschijnselen van een beroerte ervaart (bijv. afhangende mondhoek, verlamde arm), contacteer dan onmiddellijk je arts.
Wat kan je arts doen?
De behandeling van VKF omvat verschillende aspecten.
Behandeling van de ritmestoornis
In 50 tot 70% van de gevallen herstelt het hartritme zich spontaan binnen 48 uur. Daarom kun je, als je weinig klachten hebt, ervoor kiezen om even af te wachten. Vaak krijg je dan een middel toegediend dat je hartsnelheid vertraagt.
Als de ritmestoornis niet vanzelf overgaat, zal de arts deze steeds behandelen. Daarvoor zijn verschillende benaderingen. Je arts zal in samenspraak met jou een strategie kiezen. Daarbij houdt hij o.a. rekening met de symptomen van de VKF, hoe lang het al bezig is, andere aandoeningen, je risico op bloedklonters…
Controle van het hartritme
In bijna alle gevallen van VKF met symptomen zal de arts in eerste instantie proberen om het hartritme opnieuw regelmatig te maken. Dat noemen we cardioversie. Als je jong en fysiek actief bent, en als de VKF minder dan zes maanden duurt, is dit de te verkiezen strategie. Er bestaan twee manieren om cardioversie uit te voeren:
- een defibrillator (elektrische cardioversie);
- Hierbij wordt, onder korte algemene verdoving, met een defibrillator een elektrische impuls (elektroshock) gegeven aan de hartspier.
- Hierdoor wordt het elektrisch systeem van het hart als het ware gereset.
- geneesmiddelen (farmacologische cardioversie).
- Hierbij neem je een geneesmiddel in dat het hartritme kan herstellen (anti-aritmicum).
- Deze methode is gemakkelijker uit te voeren dan elektrische cardioversie, omdat het geen algemene verdoving vereist, maar het is minder effectief.
Een risico van cardioversie is dat er zich reeds een bloedklonter heeft gevormd in het hart. Wanneer het hart plots weer krachtig kan pompen, kan deze klonter doorschieten naar de hersenen en een beroerte veroorzaken. Vooral VKF die al langer dan 48 uur bezig is, of waarvan onduidelijk is wanneer het begonnen is, is risicovol. Daarom wordt in die gevallen eerst een antistollingsbehandeling gestart. De hartspecialist kan ook met een CT-scan of met een echografie via de slokdarm kijken of er klonters aanwezig zijn in het hart.
Controle van de hartsnelheid
Deze benadering bestaat uit het terugbrengen van de hartslag tot een aanvaardbare snelheid. Dat gebeurt met medicatie die het hart vertraagt. Het ritme blijft wel onregelmatig. Gewoonlijk raakt het lichaam snel gewend aan een onregelmatig hartritme met een normale snelheid.
- Deze strategie wordt toegepast wanneer pogingen tot controle van het hartritme hebben gefaald.
- Ook bij personen met weinig symptomen van de VKF of bij oudere personen met andere aandoeningen kan controle van de hartsnelheid aangewezen zijn. Er is dan geen verschil in prognose of levenskwaliteit in vergelijking met een behandeling voor hartritmecontrole (zie boven).
- Medicatie die vaak gebruikt wordt voor deze behandeling zijn bètablokkers. Ook andere medicatie is echter mogelijk. Als één middel niet het gewenste effect heeft, kun je ook een combinatie proberen.
- Wanneer deze strategie wordt toegepast, spreken we van permanente VKF. Er wordt dan aanvaard dat het ritme niet meer regelmatig zal worden.
Ablatie
Wanneer het hart te snel blijft kloppen ondanks medicatie, dan kan de hartspecialist een ablatie proberen.
- Hierbij brengt hij een katheter langs de lies tot in het hart. Daar worden kleine stukjes weefsel in het hart weggebrand. Op die manier wordt er een litteken gevormd en kan de elektrische prikkel hier niet meer langs. De totale behandeling duurt 2 à 4 uur.
- Er zijn verschillende vormen van ablatie. Bij sommige methoden kan het hart weer regelmatig gaan kloppen, bij andere niet. Soms moet tijdens dezelfde operatie een pacemaker geplaatst worden.
Voorkomen van bloedklonters
VKF kan bloedklonters veroorzaken die doorschieten naar de hersenen. Dan heb je een beroerte. Om dit te voorkomen, kun je antistollingsmiddelen nemen.
- Je arts zal nagaan of dit in jouw geval aangewezen is. Het is namelijk afhankelijk van je risico op een bloedklonter.
- Voorbeelden van elementen die het risico op bloedklonters verhogen zijn:
- een hoge leeftijd;
- het vrouwelijke geslacht;
- hoge bloeddruk;
- diabetes;
- een voorgeschiedenis van een bloedklonter.
- De grote meerderheid van de personen ouder dan 65 jaar met VKF moet antistollingsmiddelen innemen.
De behandeling met bloedverdunners vergroot de kans op bloedingen, maar bij de juist geselecteerde personen zijn de voordelen groter dan de nadelen. Meestal wordt er gebruikgemaakt van vitamine K-antagonisten, zoals Marcoumar of Marevan, of van nieuwere geneesmiddelen genaamd DOAC’s, zoals Eliquis, Pradaxa Lixiana en Xarelto.
Voorkomen van herval
Zonder behandeling hervalt 80-90% van de personen die VKF hebben doorgemaakt binnen een jaar. Daarom krijg je medicatie om dit te voorkomen.
- Slechts zelden is deze medicatie in staat zijn om VKF volledig te voorkomen. Daarom is het doel van de behandeling het verminderen van frequent herval en symptomen.
- Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn pilletjes die het hartritme vertragen (bètablokkers) of het ritme in stand houden (anti-aritmica).
Daarnaast is het behandelen van onderliggende risicofactoren belangrijk bij het voorkomen van VKF, samen met een gezonde levensstijl:
- lichaamsbeweging;
- gewichtsbeheersing;
- stoppen met roken.
Bij mensen die slechts zelden een korte aanval van VKF doormaken en daarnaast geen andere klachten hebben, is soms een ‘pill-in-the-pocket’-strategie aangewezen. Zij hebben dan steeds een geneesmiddel bij de hand, dat ze enkel innemen bij een aanval.
Meer weten?
- https://www.uzleuven.be/nl/voorkamerfibrillatie-0
- Brochure VKF
- Filmpje VKF
- https://www.thuisarts.nl/atriumfibrilleren
Bronnen
- https://www.ebpnet.be
- NHG-standaard Atriumfibrilleren
- https://www.uzleuven.be/nl/voorkamerfibrillatie-0
- https://bestpractice.bmj.com/info/
1 KCE – Federaal kenniscentrum voor gezondheidszorg