Wat is het?
Systeemziekten ontstaan doordat het menselijk afweersysteem afweerstoffen produceert die het eigen lichaam aanvallen. Het zijn dus auto-immuunziekten. Hierbij kunnen verschillende organen en weefsels worden aangetast, zoals het hart en de bloedsomloop, het zenuwstelsel, de nieren, de spieren en gewrichten, de longen, … Ook kanker en diabetes kunnen onder deze noemer worden gebracht.
Systeemziekten verminderen, indien onbehandeld, de vruchtbaarheid. Ze kunnen ook tijdens de zwangerschap en bij de bevalling problemen veroorzaken. Daarom is speciale aandacht voor een systeemziekte tijdens de zwangerschap absoluut noodzakelijk.
Enkele belangrijke systeemziekten (zie verder):
- hart- en vaatziekten
- stoornissen in het bloed
- stofwisselingsziekten
- aandoeningen van het zenuwstelsel
- psychische problemen
- nierziekten
- reumatische aandoeningen
- astma
- kanker
Hart- en vaatziekten
Tijdens een zwangerschap neemt de belasting van het hart toe. Het moet 30 tot 50% meer bloed rondpompen dan normaal. Bovendien zal het hart, door de grootte van de baarmoeder, veranderen van positie, en wordt de terugvloei van zuurstofarm bloed belemmerd door de druk op de grote aders.
Bij systeemziekten kunnen de hartspier en hartkleppen aangetast zijn, en kunnen er aangeboren afwijkingen zijn. Dit verhoogt het risico op complicaties, zoals hartritmestoornissen en vochtopstapeling in de longen (longoedeem) bij de moeder. Ook hoge bloeddruk kan een negatieve invloed hebben op zowel moeder als kind. Als hoge bloeddruk (> 130/80) gepaard gaat met eiwitten (albumine) in de urine is er een 70% hogere kans op zwangerschapsvergiftiging. Hierdoor kan de moederkoek slecht functioneren en kan een groeiachterstand bij het kind ontstaan. Bij de moeder is er een risico op hersenstoornissen en hartfalen. Behandeling start vanaf een bloeddruk van 140/90. Omdat het bij de bevalling kan leiden tot een te trage hartslag en lage bloeddruk, is monitoring nodig.
Stoornissen in het bloed
Vooral vrouwen die in het verleden een diepveneuze trombose (vorming van een bloedklonter in de ader) of een longembool (bloedklonter die in een longbloedvat blijft steken) doormaakten, hebben een grotere kans dat dit zich herhaalt. Het risico neemt tot 40x toe tijdens de zwangerschap. Daarom zal steeds een bloedonderzoek gebeuren om stollingsstoornissen op te sporen. De behandeling bestaat uit de toediening van bloedverdunners, meestal met spuitjes onderhuids, vanaf de 6de tot de 24ste zwangerschapsweek tot 3 maanden na de bevalling. Deze worden 12u voor de bevalling onderbroken om het bloedingsrisico te verkleinen.
Stofwisselingsziekten
Diabetes
Diabetes gaat gepaard met een verhoogd risico op misvormingen bij de baby, maar dit kan verminderd worden door een goede suikerregeling voor de zwangerschap. Er is ook meer kans op een hoger geboortegewicht, miskraam, vroeggeboorte en aanpassingsproblemen direct na de geboorte. Voor de moeder dreigt vooral een ontregeling van de bloedsuiker, nierfalen, oogproblemen, een verhoogd risico op zwangerschapsvergiftiging en de vorming van een abnormale hoeveelheid vruchtwater. Daarom moet diabetes zo nauwkeurig mogelijk geregeld worden tijdens de zwangerschap. Er wordt in eerste instantie een algemene leefstijl aangeraden met gezonde voeding en regelmatige fysieke beweging. Als dit onvoldoende blijkt, wordt er meestal overgeschakeld op een behandeling met insuline. De bevalling gebeurt in principe vaginaal, al ligt het aantal keizersneden hoger bij moeders met diabetes.
Schildklieraandoeningen
Een te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie) kan de vruchtbaarheid verminderen en miskramen veroorzaken. Vrouwen met deze aandoening nemen meestal tabletten die schildklierhormoon bevatten. Bij het begin van de zwangerschap moet de dosis verhoogd worden met 25-50 µg per dag. Een lichte overdosering is onschadelijk voor zowel moeder als kind. Op basis van een bloedonderzoek moet daarna de verdere dosering nauwkeurig bepaald worden. Na de bevalling wordt weer overgeschakeld op de oorspronkelijk dosis van voor de zwangerschap. IJzertabletten verstoren de opname van schildklierhormoon en moeten dus op een ander tijdstip worden ingenomen.
Een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie) kan leiden tot een miskraam en vroegtijdige bevalling. Geneesmiddelen die de aanmaak van schildklierhormoon afremmen worden voorgeschreven. De juiste dosis wordt ook hier bepaald met een bloedonderzoek.
Zwaarlijvigheid (obesitas)
Zwaarlijvigheid gaat gepaard met een toename van een aantal risico’s. Een gewicht van meer dan 90 kg voor de bevalling verhoogt het risico op hoge bloeddruk x 4 en op diabetes x 1,5. Ook de kans op vorming van bloedklonters neemt toe. Verder is er een verhoogde kans dat de baby bij de geboorte meer dan 4 kg weegt. Dit kan voor een lange en moeilijke bevalling zorgen, en de kans op een keizersnede vergroten. Daarom wordt zwaarlijvige moeders aanbevolen om maximaal 9 kg bij te komen tijdens de zwangerschap. Niet-zwaarlijvige moeders mogen 11 tot 16 kg bijkomen.
Aandoeningen van het zenuwstelsel
Epilepsie
Er stellen zich 2 problemen in het geval van epilepsie:
- De anti-epileptische medicatie is mogelijk schadelijk voor de ongeboren baby, wat afwijkingen kan veroorzaken, zoals een open rugje. Bij een combinatie van verschillende geneesmiddelen is het risico groter. Daarom zal, indien mogelijk, de behandeling beperkt worden tot één geneesmiddel (monotherapie). Een geneesmiddel dat al ingenomen werd voor de bevruchting zal worden voortgezet.
- Een epileptische aanval kan gepaard gaan met een tijdelijk zuurstoftekort bij de baby. Ook dit verhoogt de kans op afwijkingen bij de geboorte. Zuurstoftekort is gevaarlijker dan de mogelijke bijwerkingen van geneesmiddelen.
Daarom zal tijdens de gehele zwangerschap maandelijks de concentratie van de medicijnen in het bloed gecontroleerd worden. Zo nodig wordt de dosis aangepast. Er wordt ook een dagelijkse dosis foliumzuur voorgeschreven.
Een normale bevalling is meestal mogelijk. Het risico op een keizersnede is wel 2x zo hoog. Of borstvoeding mogelijk is, hangt af van het soort medicatie en van eventuele bijwerkingen van de zuigeling.
Migraine
Migraineaanvallen zijn het meest frequent tijdens het eerste trimester en de laatste maand van de zwangerschap, en eerder zeldzaam tijdens het tweede trimester. De mogelijke medicatie verschilt naar gelang het tijdstip in de zwangerschap.
Verstoring van de bloedsomloop in de hersenen
Tijdens een zwangerschap is er een hoger risico op een beroerte door vorming van een bloedklonter (trombose). Ook het risico op bloedingen is toegenomen, vooral bij vrouwen met afwijkingen aan de bloedvaten. De behandeling is dezelfde als buiten de zwangerschap.
Psychische problemen
Zwangerschap, bevalling en een nieuwe baby betekenen een periode van extra stress voor de moeder. Psychiatrische stoornissen die al voor de zwangerschap aanwezig waren, vormen dan ook een extra risico. Bij het voorschrijven van medicatie worden de mogelijke bijwerkingen afgewogen aan het welzijn van moeder en kind.
Nierziekten
De bloedstroom doorheen de nieren stijgt met 30 tot 50% tijdens de zwangerschap.
Bij een chronische slechte nierfunctie verhoogt de kans op hoge bloeddruk en eiwitverlies langs de nieren. Dit kan een slechte placentafunctie, groeiachterstand van de baby en vroeggeboorte veroorzaken. Indien een bacteriële infectie van de blaas, die vaak zonder klachten blijft, niet behandeld wordt in het eerste semester, is er 40% kans dat er ook een nierbekkeninfectie ontstaat die men met (zwaardere) antibiotica moet behandelen.
Na een niertransplantatie wordt aanbevolen om minstens 1 tot 2 jaar te wachten met een zwangerschap.
Reumatische aandoeningen
Reumatoïde artritis(RA) verbetert tijdens de zwangerschap bij 75% van de vrouwen vanaf het einde van het eerste trimester. Na de bevalling volgt een herval, meestal in een ergere vorm. Veel van de klassieke geneesmiddelen tegen reuma kunnen niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap.
Systemische lupus erythematosus (SLE) is een ernstige bedreiging voor de zwangerschap. In 30% van de gevallen treedt een verergering op. Mogelijke complicaties zijn klontervorming, afwijkingen aan de moederkoek, vertraagde groei van de baby, spontane abortus, aangeboren hartafwijkingen en afsterven van de baby in de baarmoeder. De behandeling is moeilijk, en bestaat uit bloedverdunners en cortisone.
Astma
Bij 1 zwangere vrouw op 3 verbetert astma, maar bij eenzelfde aantal kan het ook verergeren. De behandeling is dezelfde als bij niet-zwangere vrouwen. Er zijn geen aanwijzingen dat de medicatie aangeboren afwijkingen kan veroorzaken. Een astma-aanval tijdens de bevalling vormt een extra risico wegens het zuurstoftekort dat ermee gepaard gaat. Daardoor ligt het aantal keizersneden bij astmatische vrouwen hoger.
Kanker
Bij 1 zwangerschap op 1.000 tot 2.000 heeft de moeder kanker. De meest voorkomende vormen zijn borstkanker, leukemie, kanker van de baarmoederhals en de eierstokken, darmkanker en huidkanker. Enkel in het laatste geval gaan de kwaadaardige cellen over naar de baby.
Alle kankerbehandelingen zoals operaties, chemotherapie en bestralingen zijn gevaarlijk voor het kind. Daarom zal elk geval afzonderlijk en individueel bekeken worden. Na een operatie voor borstkanker wordt aangeraden om minstens 2 jaar te wachten met een nieuwe zwangerschap.