Waarover gaat het?
Systemische ziekten tasten verschillende organen en/of weefsels, en soms zelfs het hele lichaam aan. De oorzaken kunnen zeer divers zijn. Bekende voorbeelden zijn diabetes, hart- en vaatziekten, kanker, schade bij druggebruik, ... Deze aandoeningen gaan dikwijls gepaard met veranderingen in de bloedsomloop en de bloedstolling, en met een verhoogd risico op trombose en embolie, waarbij klonters de slagaders kunnen verstoppen.
Bepaalde anticonceptiemiddelen bevatten hormonen: progestageen (het zwangerschapshormoon), oestrogeen (het vrouwelijk hormoon) of een combinatie van beide. Vooral oestrogeen verhoogt het risico op allerlei symptomen zoals klontervorming. Het gebruik ervan kan dus een probleem zijn bij systemische ziekten. De voor- en nadelen moeten zorgvuldig afgewogen worden.
Enkele vuistregels:
Bij alle hart- en vaatziekten en aandoeningen gepaard met een verhoogd risico op klontervorming worden producten met oestrogeen afgeraden. De combinatiepil, waar oestrogeen in verwerkt zit, wordt dus beter niet gebruikt. Een derde generatiepil is al zeker niet aangewezen, wegens een nog groter risico op klonters dan bij de tweede generatiepil.
Men kiest dus best voor middelen die enkel progestageen bevatten, zoals het hormoonspiraaltje, implantaten of de minipil. Dit geldt voor vaatziekten, ongecontroleerde hoge bloeddruk en alle stollingsstoornissen of aandoeningen met neiging tot verhoogde klontervorming. Enkele voorbeelden:
- Diepveneuze trombose;
- Huidig en recent gebruik van antistollingsmedicatie;
- Gekende stollingsstoornissen (ook familiaal);
- Uitgebreide operaties waarna je lange tijd immobiel bent;
- Aandoeningen van de slagaders met gevaar op klontervorming;
- De eerste drie weken na een bevalling en tot zes weken bij borstvoeding;
- Hoge bloeddruk met een bovendruk van minstens 160 (‘16’) of een onderdruk van minstens 95 (‘9,5).
Bij stofwisselingsziekten zijn in principe alle anticonceptiemiddelen mogelijk: de gewone combinatiepil, minipil, implantaten en de verschillende soorten spiraaltjes.
Bij de volgende aandoeningen wordt best geen pil genomen, omdat deze kan interfereren met medicatie:
- Acute en chronische hepatitis A, B of C;
- Levercirrose;
- Diabetes met complicaties aan ogen, nieren of zenuwen.
Bij neurologische aandoeningen kan oestrogeen migraine uitlokken of verergeren.
Bij migraine met aura is een spiraaltje of de minipil aangewezen.
Bij epilepsie heeft de gebruikte medicatie een invloed op de anticonceptiemiddelen en is een hooggedoseerde pil aangewezen.
Bij vrouwen die lijden aan psychose of een drugsverslaving kan therapietrouw problematisch zijn. De pil wordt dan dikwijls onregelmatig of niet ingenomen. Hier wordt dus een spiraaltje aangeraden.
Andere aandoeningen:
- Bij reumatische aandoeningen is in principe elke anticonceptiemethode mogelijk. Bij systemische lupus, met vaak een verhoogd stollingsrisico, wordt beter geen orale anticonceptie gebruikt.
- Obesitas gaat vaak gepaard met hoge bloeddruk en een grotere kans op klontervorming. Net zoals bij hart- en vaatziekten wordt de combinatiepil bij obesitas beter niet gebruikt. In geval van een extra risicofactor voor trombose, zoals het roken van meer dan 15 sigaretten per dag, mag de arts geen combinatiepil voorschrijven.
- Bij kanker hangt alles af van de plaats van de tumor. Bij borstkanker bijv. kan een combinatiepil de behandeling tegenwerken. Bij een voorgeschiedenis van hormoonafhankelijke en/of oestrogeengevoelige tumoren is de pil absoluut verboden.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/anticonceptie/ik-wil-anticonceptie-gaan-gebruiken