Wat is het?
In normale omstandigheden wordt er geen glucose of suiker in de urine teruggevonden, omdat de nieren bij een normaal suikergehalte in het bloed geen suiker doorlaten in de urine. Bij bepaalde ziektebeelden of onder bepaalde omstandigheden kan er echter wel suiker in de urine worden vastgesteld. De oorzaken zijn divers:
- diabetes: ongeveer 6% van de kinderen met suiker in de urine ontwikkelt later diabetes type 1;
- verhoging van het suikergehalte in het bloed door infecties, trauma’s, brandwonden, operaties, onderkoeling, zuurstoftekort;
- problemen ter hoogte van de nieren: de nieren werken als een filter, die soms te veel suiker laat doorsijpelen in de urine;
- uitdroging door diarree;
- bijwerking van geneesmiddelen zoals sommige antibiotica, ontstekingsremmers, …
Hoe kun je het vaststellen?
Een teststrookje (dipsticktest) wordt in de urine gedoopt en verkleurt als er suiker aanwezig is. De intensiteit van de kleur geeft een idee van de hoeveelheid. De arts kan deze test gemakkelijk uitvoeren tijdens de consultatie.
Bij een twijfelachtig resultaat zal hij de urinestaal opsturen naar het labo.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De arts zal een minimum aan verdere onderzoeken verrichten. Suiker in de urine kan immers een eerste signaal zijn van beginnende diabetes bij een kind.
Als er suiker in de urine gevonden wordt, gebeurt best onmiddellijk een bepaling van het suikergehalte in het bloed. Dit kan tijdens de raadpleging met een vingerprik of met een gewone bloedname.
De resultaten van een nuchtere en/of niet-nuchtere bloedname wijzen uit of diabetes waarschijnlijk is of niet. Is dat niet het geval, dan wordt de urine de volgende ochtend gecontroleerd.
In het bloed wordt ook het hemoglobineA1C (HbA1c)-gehalte bepaald en de afweerstoffen tegen de cellen van de alvleesklier. HbA1 is een eiwit dat suiker kan binden. Bij diabetes stijgt de hoeveelheid HbA1 die versuikerd wordt. De alvleesklier produceert het hormoon insuline, dat we nodig hebben voor de stofwisseling van de bloedsuiker. Bij diabetes type 1 maakt het lichaam afweerstoffen aan tegen de eigen alvleesklier, die kunnen teruggevonden worden in het bloed.
Als de resultaten normaal zijn, gebeurt er geen verder onderzoek. In volgende gevallen wordt steeds verder onderzoek gepland:
- als herhaaldelijk suiker in de urine wordt vastgesteld;
- als de bloedwaarden verstoord zijn;
- als een familielid diabetes type 1 heeft.
Deze onderzoeken zullen gebeuren op de dienst pediatrie. Ouders moeten goed in het oog houden of hun kind tekenen van diabetes ontwikkelt, zoals gewichtsverlies en abnormaal veel drinken of plassen. Bij kinderen kunnen er ook atypische symptomen zijn, zoals buikpijn, braken en vermoeidheid.