Wat is het?
Je onderbeen is het deel van je been onder de knie en bestaat uit twee lange botten:
- het dikke scheenbeen;
- Dit been draagt het meeste gewicht.
- Het vormt samen met het uiteinde van je dijbeen je kniegewricht.
- het dunnere kuitbeen.
Beide botten:
- lopen samen tot aan je enkel:
- Het uiteinde van je scheenbeen vormt de binnenkant van je enkel.
- Het uiteinde van je kuitbeen vormt de buitenkant van je enkel.
- vormen, samen met je voet, je enkelgewricht.
Je kan een van deze botten breken:
- Meestal gebeurt dat na een val van grote hoogte of aan grote snelheid, zoals bij een ski- of verkeersongeval.
- Een spontane breuk is zeldzaam, maar kan voorkomen wanneer je botten zijn aangetast door bijvoorbeeld botontkalking (osteoporose) of een tumor.
Een breuk kan verplaatst of niet-verplaatst zijn:
- Bij een verplaatste breuk zijn de botstukken verplaatst ten opzichte van elkaar.
- Bij een niet-verplaatste breuk liggen de botstukken nog in elkaars verlengde.
Een breuk van het kuitbeen net boven de enkel beschouwen we als een enkelbreuk.
Hoe kan je het herkennen?
Na een val of ongeval:
- doet je been veel pijn;
- kan je er nauwelijks of niet meer op steunen.
In ernstige gevallen, namelijk bij verplaatste breuken:
- ligt je been in een onnatuurlijke houding;
- kan je een stuk bot zien uitsteken.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts:
- vraagt wat er is gebeurd;
- gaat na of je nog op je been kan steunen;
- onderzoekt je been om na te gaan of:
- de weefsels en de spieren rond de breuk gekwetst zijn;
- de bloeddoorstroming in je been nog normaal is (bij een ernstige breuk).
- beslist op basis van zijn onderzoek of een foto (Rx) van je onderbeen nodig is.
Wat kan je zelf doen?
Heb je een ongeval gehad en vermoed je dat je onderbeen gebroken is?
- Verwittig meteen je arts.
- Leg in afwachting je been in gestrekte houding.
- Breng je been omhoog door er kussens onder te leggen.
- Verwijder het vuil uit de wonde en dek open wonden af met steriele kompressen.
Wat kan je arts doen?
De behandeling van een onderbeenbreuk:
- gebeurt steeds in het ziekenhuis;
- start normaal gesproken binnen de 24 uur na de val of het ongeval.
Je arts beslist of een operatie nodig is op basis van:
- het soort breuk: al dan niet verplaatst of stabiel;
- de toestand van de weefsels, spieren en bloedvaten rond de breuk.
Niet-verplaatste of licht verplaatste stabiele breuk
- De arts brengt je botten in een aanvaardbare positie.
- Hij brengt een gipsverband aan om je onderbeen te immobiliseren.
Verplaatste breuk
- Meestal is een operatie nodig.
- De arts fixeert de breuk:
- ofwel met een nagel (pen) en schroefjes om het bot op zijn plaats te houden;
- ofwel met platen en schroeven aan de buitenkant van het bot om de botdelen aan elkaar vast te zetten (externe fixatie).
- Een externe fixatie gebeurt alleen:
- bij breuken als gevolg van een impact met hoge energie (val van grote hoogte of ongeval aan hoge snelheid);
- bij breuken aan de uiteinden van het bot;
- wanneer het niet mogelijk is om het bot vast te zetten met een nagel.
- De arts fixeert de breuk:
- Na de operatie:
- moet je been verschillende dagen in hoogstand blijven;
- krijg je een bloedverdunner om vorming van bloedklonters te voorkomen;
- Als je minder beweegt, is de kans immers groter dat je een bloedklonter (trombose) ontwikkelt.
- Je krijgt deze behandeling na evaluatie van je risico op bloeding na de operatie.
- moet je je enkel en knie in beweging houden en spieroefeningen doen.
Wat kan je samen met je kinesitherapeut doen?
Je kinesitherapeut kan je begeleiden:
- tijdens de immobilisatieperiode: dat is de periode waarin je moet vermijden om het lichaamsdeel waar de breuk zit te bewegen;
- tijdens de revalidatieperiode.
Immobilisatieperiode
Je kinesitherapeut kan je tijdens deze periode begeleiden en je advies geven om:
- ervoor te zorgen dat je nog zoveel mogelijk kan blijven doen;
- je te leren omgaan met het feit dat je minder mag bewegen, ook al is het tijdelijk en plaatselijk;
- problemen te vermijden als gevolg van de breuk, de operatie of de immobilisatie (complicaties voorkomen).
Je kinesitherapeut geeft je ook uitleg over de verschillende stappen van de revalidatie.
Revalidatieperiode
- Voor de start van de revalidatie maakt je kinesitherapeut een globale evaluatie van je situatie. Hij stelt vragen en onderzoekt je om te beoordelen wat je nog allemaal kan in het dagelijkse leven.
- Daarna stelt hij samen met jou een revalidatieplan op. Dat plan houdt rekening met de globale evaluatie en de aanbevelingen van je arts.
Het doel van de revalidatie is dat je enkel, je knie en je been weer werken zoals ervoor, en misschien zelfs beter.
Je kinesitherapeut geeft je oefeningen:
- om je beweeglijkheid (mobiliteit) te herwinnen;
- zodat je weer voldoende kracht hebt om je gewrichten te bewegen en te controleren;
- om je evenwicht te herstellen om te lopen, stappen en recht te staan.
De oefeningen dienen ook om een nieuwe breuk te voorkomen.
De revalidatie zorgt ervoor dat je je activiteiten kan hernemen, zoals werken, sporten of deelnemen aan culturele en sociale activiteiten.
Om te controleren of de breuk goed geneest, doet je kinesitherapeut opnieuw een globale evaluatie van je situatie.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/gebroken-heup