Waarover gaat het?
Onder urine-incontinentie verstaan we onvrijwillig verlies van urine, door eender welke oorzaak. We maken een onderscheid tussen stressincontinentie, aandrangincontinentie en overloopincontinentie.
Stressincontinentie treedt op bij fysieke activiteiten zoals tillen, hoesten, niezen, persen, sporten. Door deze activiteiten verhoogt de druk in de blaas en sijpelt er urine doorheen de sluitspier van de blaas.
Onder aandrangincontinentie of urge-incontinentie verstaan we de plotse, onweerstaanbare drang om te plassen, zonder dat er sprake is van enige fysieke activiteit. Je hebt het gevoel dat je blaas onmiddellijk leeg moet, en je verliest urine omdat je niet tijdig op het toilet geraakt.
Overloopincontinentie ten slotte ontstaat door overrekking van de blaas. Hierdoor werkt de blaasspier niet meer zoals het hoort, en wordt de blaas bij het plassen niet meer volledig geledigd. Hierdoor loopt ze continu over. Er bestaan ook gemengde vormen van urine-incontinentie.
Deze richtlijn gaat over stressincontinentie, als gevolg van een verzwakking van de spieren van de bekkenbodem. Er zijn verschillende oorzaken voor zo’n verzwakking, zoals een recente bevalling, een verzakking van de blaas en/of de baarmoeder, een operatie aan de blaas of baarmoeder, een operatie aan de prostaat, overgewicht e.d.
Oefentherapie van de spieren van de bekkenbodem door een kinesitherapeut neemt een prominente plaats in bij de behandeling.
Binnen het kader van zijn opleiding is een kinesitherapeut niet alleen bevoegd om oefeningen aan te leren, maar ook om een kinesitherapeutische diagnose te stellen van het type incontinentie. Hij mag ook de resultaten van de behandeling evalueren. Daarvoor heeft hij een aantal instrumenten ter beschikking.
Hoe kan je het herkennen?
Er treedt urineverlies op tijdens activiteiten die de druk in de buikstreek doen toenemen, zoals heffen, hoesten, niezen, sporten, plotse bewegingen, springen e.d. Meestal gaat het slechts om een kleine hoeveelheid urine. Het treedt enkel overdag op, als de persoon wakker en actief is. Dikwijls moet hij ook frequenter plassen.
Over welke instrumenten beschikt de kinesitherapeut?
- Met de 3IQ-test (3 Incontinence Questions) kan de kinesitherapeut aan de hand van 3 vragen een onderscheid maken tussen stress- en aandrangincontinentie.
- De POPQ-test (Pelvic Organ Prolaps Quantification System) dient om een verzakking van de blaas en/of de baarmoeder vast te stellen, evenals de ernst ervan. In België gebeurt dit onderzoek meestal door de arts.
- De PRAFAB-test (Protection Amount Frequency Adjustment Body Image) is een scorelijst die de hinder die het urineverlies veroorzaakt in kaart brengt.
- PSK (patiënt-specifieke klachten) selecteert de 3 tot 5 belangrijkste klachten op vlak van fysieke activiteiten, veroorzaakt door de incontinentie. We spreken van patiënt-specifieke klachten, omdat deze van persoon tot persoon kunnen verschillen.
- Met het GEE (globaal ervaren effect) wordt de mening van de patiënt over het effect van zijn behandeling geëvalueerd.
- Het functie-onderzoek brengt het effect van de ademhaling, de houding en het toiletgedrag in kaart.
- In het mictiedagboek moet de persoon alle gegevens noteren over het plassen en het urineverlies, zowel voor, tijdens als na de behandeling: het aantal plasbeurten, de hoeveelheid, het aantal inlegkruisjes dat gebruikt werd, enz.
Kinesitherapeutische behandeling
De kinesitherapeut zal eerst uitleg geven over de werking van de blaas en het mechanisme van de urine-incontinentie. Zonder dit inzicht is het immers moeilijk om de spieren die tussenkomen bij het plassen gericht te trainen.
De basis van de behandeling bestaat uit het dagelijks en selectief oefenen van de bekkenbodemspieren. Soms wordt hierbij ook gebruik gemaakt van elektrische stimulatie van de spieren. De kinesitherapeut leert oefeningen aan die de persoon ook thuis in het dagelijkse leven kan uitvoeren. Dergelijke oefeningen kunnen ook preventief gedaan worden, bijvoorbeeld als voorbereiding op een operatie.