Wat is het?
Fecale incontinentie of ongewild stoelgangverlies kan veroorzaakt worden door een hele reeks aandoeningen:
- infectie van de darm (diarree);
- droge, harde brokken stoelgang in de darm;
- overconsumptie van laxeermiddelen;
- letsels van de anale sluitspier (na operaties, bevalling of bekkenbreuk);
- letsels van het laatste deel van de dikke darm;
- tumoren;
- ontstekingsziekten van de dikke darm;
- aangeboren afwijkingen;
- neurologische aandoeningen (bijv. dementie, MS, herseninfarct, verlamming).
Hoe vaak komt het voor?
Fecale incontinentie komt het meest voor bij ouderen, maar een aanzienlijk deel is in de beroepsactieve leeftijd. Ongeveer 2-3% van de bevolking lijdt eraan.
Van de vijftigplussers heeft naar schatting 5% minstens één keer per week last van ongewild stoelgangverlies, bij zeventigplussers zou dat meer dan 10% zijn, en bij tachtigplussers stijgt dat percentage zelfs boven de 20.
De grootste groep zijn iets oudere vrouwen. Zij vormen een kwetsbaardere groep dan mannen, door de structuur van hun bekkenbodem en doordat ze meer last hebben van constipatie.
Hoe kan je het herkennen?
Ongewild stoelgangverlies kan optreden na het voelen van een aandrang waarbij je niet tijdig op het toilet geraakt.
Het kan ook uitgelokt worden door een drukverhoging in de buik, bijv. door niezen, hoesten of lachen.
Er bestaan ook mengvormen.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Eerst stelt je arts enkele vragen over o.a. medicatiegebruik (bijv. laxeermiddelen), de aard van het stoelgangverlies (frequentie, harde of zachte consistentie), gelijktijdig urineverlies, aandoeningen van het zenuwstelsel en eerdere buikoperaties.
Daarna verricht de arts een grondige inspectie van de aars en het laatste deel van de dikke darm. Dit doet hij door te voelen met de vinger (‘palpatio per anum’ of PPA) en door rechtstreeks via een buis in de darm te kijken (scopie).
Bij de inspectie van de anus kan de arts je vragen om te drukken zoals bij de ontlasting. Hiermee kan hij de werking van de bekkenbodemspieren evalueren en nagaan of bij verhoogde druk een deel van de aars of het laatste deel van de dikke darm naar buiten puilt (prolaps).
De arts zal ook controleren of er geen extra weefsel of tumoren in de dikke darm of aars aanwezig zijn.
Wat kan je zelf doen?
Vermijd constipatie en diarree. Soms lukt dit al door je voeding aan te passen. Bij neiging tot constipatie is een vezelrijk dieet belangrijk.
Soms kan de arts ook een kinesitherapieprogramma voorstellen, waarbij je de controle over de aars- en bekkenbodemspieren traint. Het is dan belangrijk die oefeningen goed te volgen.
Wat kan je arts doen?
De behandeling hangt af van de specifieke oorzaak.
Lichte gevallen probeert men te verhelpen met medicatie. Als bepaalde geneesmiddelen de fecale incontinentie verklaren, moet men een alternatief voor dit medicijn zoeken.
Constipatie en/of diarree kunnen met gepaste geneesmiddelen behandeld worden.
Bij ongewild stoelgangverlies geassocieerd met een prolaps (uitpuiling) of invaginatie (instulping) van het laatste deel van de dikke darm, verwijst de arts je door naar een specialist.
Ook bij ernstige fecale incontinentie (dagelijkse bevuiling van het ondergoed) moet de arts doorverwijzen, tenzij de oorzaak onbehandelbaar is (bijv. bij ernstige dementie of neurologische aandoeningen).
Als conservatieve therapie niet helpt, kan je specialist een operatie voorstellen, bijv. het herstellen van een gescheurde anale sluitspier of het plastische corrigeren van de bekkenbodemspieren.
Meer weten?
www.uzleuven.be/nl/fecale-incontinentie