Wat is epilepsie?
Epilepsie
Epilepsie of vallende ziekte is een hersenaandoening die in aanvallen van stuipen verloopt. Andere woorden daarvoor zijn convulsies, insult of toeval.
- Heb je 1 aanval van stuipen gehad?
- Dat betekent nog niet dat je aan epilepsie lijdt.
- Sommige situaties kunnen immers een eenmalige aanval uitlokken (zie verder).
- Heb je minstens 2 aanvallen van stuipen gehad, met een tussenpoos van minstens 24 uur, zonder uitlokkende factor? Dan spreken we van epilepsie.
Aanval van stuipen
Een aanval van stuipen is het gevolg van een plotse, tijdelijke verstoring van het elektrisch evenwicht in de hersenen. Het is alsof er een soort ‘kortsluiting’ in de hersenen plaatsvindt.
De aanval kan:
- epileptisch of niet-epileptisch zijn;
- focaal of veralgemeend zijn:
- Focaal betekent dat de aanval begint in een bepaald hersengebied.
- Het soort en de ernst van de symptomen hangen dus af van de plaats in de hersenen waar de epileptische activiteit zit.
- De stuipen komen dus (eerst) voor op bepaalde plaatsen van het lichaam.
- Veralgemeend betekent dat de aanval begint in beide hersenhelften.
- We noemen het ook wel een veralgemeende tonisch-clonische aanval of ‘grand mal’ (grote aanval).
- De stuipen zijn vanaf het begin van de aanval aanwezig aan beide kanten van het lichaam.
- Focaal betekent dat de aanval begint in een bepaald hersengebied.
Tussen de aanvallen door functioneren de hersenen normaal.
Duurt een aanval langer dan 5 minuten? Dan bestaat het risico op hersenbeschadiging. Zo’n beschadiging kan neurologische stoornissen veroorzaken tussen de aanvallen door.
Oorzaken
Bepaalde situaties kunnen een eenmalige aanval van stuipen uitlokken. We spreken dan nog niet van epilepsie. Dat is bijvoorbeeld het geval bij:
- koorts bij een jong kind (koortsstuipen);
- stoornissen in de stofwisseling, zoals een te hoge of te lage bloedsuikerspiegel, zuurstoftekort, enzovoort;
- ontwenningsverschijnselen (alcohol of bepaalde medicijnen);
- een complicatie van de zwangerschap (eclampsie).
Vanaf 2 of meer aanvallen met een tussenpoos van meer dan 24 uur, spreken we van epilepsie. In sommige gevallen is het mogelijk om de oorzaak ervan te achterhalen, bijvoorbeeld:
- een hoofdletsel;
- een beroerte;
- alcoholmisbruik.
In 1 op de 3 gevallen is het niet mogelijk om een oorzaak te vinden.
Hoe vaak komt epilepsie voor?
Op 100 personen maken er 10 ooit een aanval van stuipen door. De meesten ontwikkelen geen epilepsie.
Epilepsie treft 1 op 150 personen.
Hoe kan je een epileptische aanval herkennen?
Meestal zijn familieleden of voorbijgangers getuige van een epileptische aanval. Sommige aanvallen zijn indrukwekkend, andere merk je minder duidelijk op.
De symptomen hangen af van waar in de hersenen de elektrische storing (epileptische activiteit) zit.
Vóór de aanval
Vóór de aanval kunnen de volgende tekenen voorkomen:
- een vreemd gevoel in het bovenste deel van de buik;
- een 'déjà vu’-gevoel;
- specifieke gewaarwordingen, zoals:
- metaalsmaak in de mond;
- gekleurde vlekken zien;
- oorsuizen;
- tintelingen.
Tijdens de aanval
Focale aanval
De symptomen van een focale aanval hangen af van waar in de hersenen de epileptische activiteit zit. De persoon kan al dan niet het bewustzijn verliezen.
Een focale aanval bij een persoon die bij bewustzijn blijft, kan zich uiten in:
- bewegingen, bijvoorbeeld:
- samentrekkingen van armen, benen of romp;
- gewaarwordingen, bijvoorbeeld:
- smaakveranderingen;
- hartkloppingen;
- emoties, bijvoorbeeld:
- angstgevoel, schrik;
- vreugde;
- andere tekenen, bijvoorbeeld:
- stoornissen in de taal;
- hallucinaties.
Een focale aanval bij een persoon met verminderd bewustzijn, kan zich op dezelfde manier voordoen als hierboven, met daarbovenop bijvoorbeeld:
- een starre, onbeweeglijke blik;
- automatische bewegingen zoals met de lippen klappen;
- bewegingen zoals aan- en uitkleden, kloppen of geluiden maken.
Een focale aanval kan evolueren naar een veralgemeende aanval.
Veralgemeende aanval
Een veralgemeende aanval (tonisch-clonische aanval of ‘grand mal’) verloopt als volgt:
- Eerst verliest de persoon plots het bewustzijn. Soms geeft die daarbij een schreeuw of maakt die een ander geluid.
- Daarna verstijven de spieren:
- Dat noemen we de tonische fase.
- Die fase duurt ongeveer 1 minuut.
- De persoon kan blauw worden.
- Vervolgens trekken de spieren samen en schokt het lichaam:
- Dat noemen we de clonische fase.
- Die fase duurt 1 tot 2 minuten.
- Er kan wat schuimend, soms roze, speeksel uit de mond van de persoon komen.
- De persoon kan urine verliezen.
- Wanneer de bewegingen stoppen, valt de persoon in een diepe slaap en ademt die diep.
- De persoon wordt ten slotte geleidelijk wakker.
- Na dit soort aanval is de persoon verward en een beetje duizelig.
- Meestal duurt dat enkele seconden tot 20 minuten.
- Bij een oudere persoon kan deze toestand enkele uren of zelfs enkele dagen aanhouden.
Na de aanval
De persoon kan:
- zich de aanval niet herinneren;
- moe zijn;
- bijtwonden op de tong hebben;
- hoofdpijn hebben, zich misselijk voelen of overgeven;
- zich tijdelijk zwak voelen in een deel van het lichaam.
Status epilepticus
Een status epilepticus is de naam voor een epileptische aanval die 5 minuten of langer duurt. De symptomen zijn dezelfde als bij een normale aanval, maar de aanval duurt gewoon langer.
Hoe stelt je arts epilepsie vast?
Heb je minstens 2 aanvallen met stuipen gehad, met een tussenpoos van minstens 24 uur, en zonder uitlokkende factor? Dan is er sprake van epilepsie.
Verhaal
Meestal ziet je arts de aanval niet. Daarom luistert die naar de personen die getuige waren van de aanval.
Je arts stelt vragen over:
- de tekenen vlak voor de aanval;
- de symptomen en de duur van de aanval;
- of de persoon al dan niet het bewustzijn verloor;
- de tekenen na de aanval;
- de uitlokkende factoren, zoals stress, alcohol ...
Onderzoeken
Denkt je arts dat je epilepsie hebt? Dan verwijst die je door naar het ziekenhuis:
- na een aanval naar de spoedgevallendienst, wanneer:
- het een eerste aanval is;
- de aanval 5 minuten of langer duurt;
- een tweede aanval begint terwijl de persoon nog niet bij bewustzijn is;
- in minder dringende gevallen naar een afdeling neurologie.
De ziekenhuisopname dient om een volledige neurologische beoordeling te kunnen doen:
- om de juiste diagnose te stellen;
- om, indien nodig, een behandeling te starten.
De volgende onderzoeken kunnen gebeuren:
- een bloedonderzoek, bijv. om de suikerspiegel te meten;
- een onderzoek om de hersenen te bekijken, zoals een CT-scan of nucleaire magnetische resonantie (NMR of MRI);
- een lumbaalpunctie, wanneer je arts denkt dat een infectie van je zenuwstelsel de aanval heeft veroorzaakt;
- een elektro-encefalogram (EEG) om de elektrische activiteit van je hersenen te meten en te zien of er nog epileptische activiteit aanwezig is.
Wat kan je zelf doen?
Heb je last van epileptische aanvallen?
Probeer dan een regelmatige levensstijl na te streven, bijvoorbeeld:
- maaltijden op vaste tijdstippen;
- een regelmatig slaappatroon.
Slaapgebrek, alcohol en stress kunnen een aanval uitlokken. Probeer dus:
- voldoende te slapen;
- alcohol te vermijden;
- druk en stress te vermijden.
Breng je omgeving thuis, op school of op het werk op de hoogte. Zo weten ze daar wat ze moeten doen bij een aanval.
Zie je iemand die een epileptische aanval heeft?
- Haal alle gevaarlijke voorwerpen in de buurt weg.
- Zorg ervoor dat de persoon goed kan ademen:
- Maak knellende kleding los, zoals bijvoorbeeld een das.
- Draagt de persoon een hemd? Maak dan de eerste knoopjes los.
- Leg de persoon in zijligging, in veiligheidshouding.
- Steek niets in de mond of tussen de tanden van de persoon:
- Dat heeft geen zin.
- Het kan de tanden van de persoon stuk maken.
- Probeer de bewegingen van de persoon niet tegen te houden.
Bel onmiddellijk de hulpdiensten (112):
- wanneer je niet weet of de persoon ooit al een epilepsie- aanval gehad heeft;
- wanneer de aanval 5 minuten of langer duurt;
- wanneer een tweede aanval begint terwijl de persoon nog niet bij bewustzijn is.
Probeer te onthouden hoe de aanval precies verliep. Die informatie is erg belangrijk voor de diagnose.
Lijdt iemand die je goed kent (bijvoorbeeld een familielid) aan epilepsie? Vraag die persoon dan om advies over wat je kan doen bij een aanval. Er zijn ook trainingen om personen met epilepsie te begeleiden.
Wat kan je arts doen?
Heeft de aanval een precieze oorzaak, zoals een infectie? Dan behandelt je arts de oorzaak.
Spoedbehandeling
Bij een status epilepticus geeft de arts noodmedicatie om de aanval te stoppen en te voorkomen dat ze opnieuw begint.
Onderhoudsbehandeling
Medicijnen (anti-epileptica) genezen epilepsie niet, maar verminderen wel de gevoeligheid voor aanvallen. Een onderhoudsbehandeling doet het aantal aanvallen afnemen en kan er mogelijk ook voor zorgen dat de aanvallen verdwijnen.
Het is je neuroloog die een onderhoudsbehandeling opstart.
Er zijn heel wat anti-epileptica beschikbaar. De keuze hangt onder andere af van:
- het soort epilepsie;
- je algemene gezondheidstoestand;
- andere geneesmiddelen die je neemt;
- je leeftijd;
- je zwangerschapswens, als je een vrouw bent.
Je neuroloog schrijft de laagste dosis voor die de aanvallen kan voorkomen.
Je huisarts zal de behandeling verder opvolgen, namelijk:
- de anti-epileptica voorschrijven;
- de concentratie ervan in je bloed bepalen;
- indien nodig, de dosis aanpassen.
Het vraagt soms tijd om de juiste behandeling te vinden die voor je werkt en die je goed verdraagt. Twijfel je? Praat er dan over met je arts. Het is heel belangrijk dat je de medicatie correct inneemt.
Bij 2 op 3 personen is het mogelijk om met 1 of 2 goed verdragen geneesmiddelen de aanvallen te doen verdwijnen, of in ieder geval de epilepsie onder controle te houden.
Refractaire epilepsie
Bij 1 op 3 personen is het niet mogelijk om de epilepsie onder controle te krijgen:
- omdat de medicatie niet volstaat om de epilepsie te bedwingen;
- of omdat je de behandeling niet goed verdraagt.
We spreken in dat geval van refractaire epilepsie.
Is dat bij jou het geval? Dan zijn andere behandelingen mogelijk, bijvoorbeeld:
- hersenoperatie:
- De arts verwijdert het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is voor epileptische aanvallen. Vóór de operatie wordt nagegaan of dit deel van de hersenen geen belangrijke functies controleert.
- Vóór de operatie moet de persoon tijdens een ziekenhuisopname een aantal onderzoeken ondergaan.
- stimulatie van de vagale zenuw (NVS of Vagus Nerve Stimulation):
- De vagale zenuw loopt in de nek en geeft signalen door tussen de hersenen en andere delen van het lichaam.
- Via een kleine opening onder de huid in de nek plaatst de arts 2 metalen draden (elektroden) rond de vagale zenuw. Onder het sleutelbeen, in de huid, komt een soort batterij (stimulator). De stimulator wordt aangesloten op de elektroden. Dat is een kleine ingreep waarvoor je een dag in het ziekenhuis moet blijven.
- De stimulator stuurt kleine elektrische signalen naar de elektroden. De vagale zenuw geeft die signalen door aan de hersenen. Daarmee verandert de elektrische prikkelbaarheid van de hersenen.
- diepe hersenstimulatie (DBS of Deep Brain Stimulation):
- De arts plaatst elektroden in twee gebieden in het midden van de hersenen. Hij of zij plaatst een batterij (pacemaker) in de huid, onder het sleutelbeen. De batterij is via een onzichtbare draad onder de huid verbonden met de elektroden in het hoofd.
- De pacemaker stuurt kleine elektrische signalen naar de elektroden. Die signalen helpen om de elektrische activiteit in de hersenen, die verantwoordelijk is voor de aanvallen, onder controle te houden.
Vaak moet je bij deze behandelingen de anti-epileptica verder nemen, maar het medicatieschema kan worden aangepast.
Autorijden en werk
Bepaalde activiteiten zijn alleen mogelijk met toestemming van je arts.
Je mag geen voertuig meer besturen gedurende:
- de eerste 6 maanden na een eenmalige epileptische aanval;
- 1 jaar als je in hetzelfde jaar meerdere aanvallen hebt gehad.
Na 6 maanden of 1 jaar gaat je arts na of je rijgeschikt bent en geeft je al dan niet toestemming om een voertuig te besturen. In sommige gevallen verwijst die je door naar een gespecialiseerd centrum.
Voor Vlaanderen en Brussel is dat het VIAS Institute. Dat instituut onderzoekt of je al dan niet rijgeschikt bent. VIAS kan je toestemming geven om een voertuig te besturen, maar wel bepaalde beperkingen opleggen, zoals bijvoorbeeld een verbod om 's nachts te rijden. VIAS kan je ook verplichten om je voertuig aan te passen aan je mogelijkheden en je situatie.
Je bedrijfsarts beslist, op basis van een positief advies van de neuroloog, wat je mag doen op je werk (bijv. werken op zekere hoogte of zware machines bedienen).
Meer weten?
- BCFI (Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie): informatie over anti-epileptica
- Rijgeschiktheidscentrum CARA (video)
- Thuisarts.nl: epilepsie
- Gebruik je medicijnen? Zoek dan eenvoudig betrouwbare informatie op FarmaInfo.
Patiëntenverenigingen en zelfhulpgroepen
Bronnen
- https://www.ebpnet.be
- Epilepsy in Adults. DynaMed. EBSCO Information Services. December 2018. Geraadpleegd op 10 februari 2022.
- Seizure in Adults. DynaMed. EBSCO Information Services. November 2018. Geraadpleegd op 11 mei 2022.
- Overview of the management of epilepsy in adults. UptoDate. Versie 25 april 2022. Geraadpleegd op 11 mei 2022.
- Evaluation and management of the first seizure in adults. UptoDate. Versie 29 april 2022. Geraadpleegd op 11 mei 2022.
- Convulsive status epilepticus in adults: Management. UpToDate. Versie 10 maart 2022. Geraadpleegd op 12 mei 2022.
- BMJ Best Practice. Generalised seizures in Adults. Maart 2024.
- La ligue francophone belge contre l’épilepsie. 2017. Geraadpleegd op 12 mei 2022.