Waarover gaat het?
Doordat ouders zeer vaak allebei buitenshuis werken, is het belang van kinderopvang toegenomen. Niet iedereen heeft grootouders of familieleden beschikbaar om de kinderen op te vangen. Er wordt dan beroep gedaan op onthaalmoeders, crèches, naschoolse opvang e.d. Automatisch stelt zich dan de vraag: kan/mag/moet de kinderopvang ook de zorg opnemen voor zieke kinderen?
Vooral de kleinste kinderen van de opvang zijn vatbaar voor infecties, aangezien hun immuunsysteem nog niet zo veel getriggerd en ontwikkeld is.
De grote meerderheid van de ziektes die kinderen doormaken zijn infecties door virussen of bacteriën. Veel daarvan zijn besmettelijk, zodat de kinderen zowel andere kinderen als het personeel kunnen ziek maken. Veel infecties kunnen ook al doorgegeven worden nog voor het kind symptomen vertoont. Dikwijls is de besmettelijkheid al voorbij vóór het kind helemaal genezen is.
Met welke ziekten kunnen kinderen niet naar de opvang?
Bij zeer besmettelijke of gevaarlijke infecties moeten zowel het kind als de personeelsleden thuis blijven van zodra ze symptomen vertonen. Naast het besmettingsrisico voor andere kinderen moet er ook aandacht zijn voor het zieke kind zelf. Zelfs met een banale infectie of weinig gezondheidsrisico voor andere kinderen, moet het kind de tijd kunnen krijgen om volledig te herstellen. Een kind dat te ziek is om aan de normale activiteiten van de kinderopvang deel te nemen, zal steeds naar huis gestuurd worden.
Op voorwaarde dat het haalbaar is voor het kind en de opvang, is er geen uitsluiting nodig bij:
- virale infecties van de luchtwegen;
- middenoorontsteking;
- vluchtige huiduitslag;
- mond-en-klauwzeer;
- aften;
- parelwratjes;
- MRSA (ziekenhuisbacterie);
- wormpjes;
- luizen.
In geval van luizen moeten de ouders van de andere kinderen wel verwittigd worden, zodat ze de nodige maatregelen kunnen treffen, zoals het wassen van het textiel op 60° en het schoonmaken van borstels of kammen in warm water.
Infecties van de luchtwegen
Elk jaar opnieuw zijn er opstoten van virale infecties, vooral banale verkoudheden. Zeer vaak zijn er veel besmette personen zonder ziektetekenen. Een kind met symptomen is daarom meestal niet het eerste ziektegeval. Het kind thuislaten of afzonderen heeft dan ook geen enkele zin.
Darminfecties
Kinderen die braken en/of diarree hebben, moeten thuisblijven tot ze 2 dagen klachtenvrij zijn.
Bij aanslepende diarree met koorts wordt meestal een stoelgangonderzoek verricht om de oorzakelijke kiem te kennen. Kinderen met een Salmonella-infectie kunnen niet naar de opvang tot ze volledig klachtenvrij zijn, na 3 negatieve stoelgangonderzoeken met telkens 1 week tussen. Bij infecties door de E.coli-bacterie gelden dezelfde regels, maar worden de stoelgangstalen genomen met 1 tot 2 dagen tussentijd. Ook voor de broertjes en zusjes gelden dezelfde regels, zelfs als ze niet ziek zijn.
Oogbindvliesontsteking
Als het haalbaar is voor het kind en de opvang, kan het kind in de opvang blijven.
Ziekten die via het bloed worden overgedragen
Voor hiv, hepatitis B en C gelden vooral strikte hygiënische maatregelen:
- Gebruik persoonlijke fopspenen en tandenborstels.
- Gebruik wegwerphandschoenen.
- Berg materiaal dat in contact komt met lichaamsvloeistoffen of bloed in apart plastic op.
Andere infecties
Wanneer het kind kan terugkeren naar de opvang, hangt af van het soort infectie:
- streptokokkeninfectie en roodvonk: 24 uur na de start van de behandeling;
- impetigo: als de blaasjes volledig opgedroogd zijn of 48 uur na de start van de behandeling;
- kinkhoest: 5 dagen na de eerste dosis antibiotica;
- Als het kind al meer dan 3 weken ziek was voor de diagnose werd gesteld, heeft thuisblijven geen zin meer.
- windpokken: wanneer de korsten opgedroogd zijn;
- hepatitis A: 1 week na de vaststelling van de eerste symptomen;
- schurft: 24 uur na het einde van de behandeling.
Hoe gebeurt de overdracht en hoe lang duurt het voor het kind symptomen vertoont?
De meeste besmettelijke ziekten worden overgedragen via speeksel of via vochtdruppeltjes die met hoesten of niezen in de lucht komen. Ook direct contact is dikwijls een bron van besmetting. Dit is het geval voor de meeste verkoudheden, griep, hersenvliesontsteking, kinkhoest, Mycoplasma-infectie, tuberculose, de 5-de en 6-de kinderziekte, mazelen, bof en rodehond.
Overdracht via bloed, urine en stoelgang is veel minder frequent. Dit is het geval voor hiv, hepatitis B en C en salmonella.
Als een kind besmet wordt, zal het nog niet onmiddellijk ziektetekenen vertonen. De tijd tussen de besmetting en de eerste symptomen noemen we de incubatieperiode. Deze is niet altijd even lang en vertoont grote verschillen afhankelijk van de specifieke ziekte. Dit kan gaan van 1 dag, zoals bij een banale verkoudheid, tot 10 weken, zoals bij tuberculose. Dit verschil kan de diagnosestelling bemoeilijken.
Wat kan je zelf doen?
Zowel de ouders als de medewerkers in de kinderopvang moeten altijd preventiemaatregelen toepassen om het risico op besmetting te verkleinen:
- Essentieel hierbij is een goede handhygiëne, waarbij je je handen wast en eventueel ontsmet na elke verzorging of contact met lichaamsvocht zoals neussnot.
- Bij hoesten en niezen houd je een zakdoek voor de mond en was je nadien de handen.
- Elk kind moet bovendien zijn/haar eigen knuffeldoek, fopspeen, … hebben, best gepersonaliseerd (naamteken) om verwarring te voorkomen.
- Reinig, ontsmet en verlucht regelmatig de plaatsen waar het kind verblijft.
- Vanuit Kind en Gezin voorziet de overheid een gratis basisvaccinatieschema voor baby’s en jonge peuters. Laat je kind vaccineren, want deze inentingen verminderen het risico op ernstige infecties aanzienlijk.
Meer weten?
- https://www.kindengezin.be/gezondheid-en-vaccineren/in-de-opvang/
- https://www.kindengezin.be/gezondheid-en-vaccineren/ziek/default.jsp
- https://www.kindengezin.be/img/2019-checklist-ziektes-symptomen-bis.pdf