Wat is het?
De slaapbehoefte van kinderen varieert sterk en neemt af met de leeftijd. Een kind jonger dan 6 maanden slaapt gemiddeld 20 uur per dag, een tiener gemiddeld 9 uur. Tijdens de kindertijd zijn dutjes overdag een fundamenteel onderdeel van de totale dagelijkse slaaptijd. De dutjes worden korter naarmate het kind ouder wordt. Op 4 à 5 jaar zijn ze niet meer nodig.
Tijdens de eerste levensweken is de langste ononderbroken slaapperiode 2 tot 4 uur. Vanaf 6 weken verlengt deze periode tot 6 uur, meestal tijdens de nacht. Slaapperiodes bij de pasgeborene worden gelijkmatig verdeeld over de dag en de nacht.
Een 3 maanden oude baby slaapt gemiddeld 14 à 15 uur en het grootste deel hiervan ’s nachts. Door de nacht slapen wordt gedefinieerd als een ononderbroken slaap van middernacht tot 5 uur ’s morgens gedurende ten minste 4 opeenvolgende weken.
Pubers blijven vaker lang op, deels door sociale druk en deels door verminderde afscheiding van een hormoon in de hersenen (melatonine).
Wij spreken van een slaapprobleem als er een oorzaak aan de basis ligt van de gestoorde slaap, en als de slaapstoornis het normale functioneren overdag beïnvloedt.
Hoe kun je het herkennen?
In de groep slaapstoornissen onderscheiden we aandoeningen van het slaapritme en parasomnia’s, slaapapneu, slapeloosheid en slaapproblemen door overmatige vermoeidheid overdag.
Aandoeningen van het slaapritme
Bij aandoeningen van het slaapritme is de opeenvolging van de perioden van slapen en wakker zijn, verstoord. Bij zuigelingen en peuters gaat het dan meestal over moeilijk in slaap geraken, onderbroken slaap en/of te vroeg wakker worden.
Parasomnia’s
Parasomnia’s zijn abnormale gedragingen of verschijnselen tijdens de slaap. Ze ontstaan door ontstaat door opwinding, gedeeltelijke opwinding of door overgangen tussen slaapfasen. Zo kennen we:
- hoofdbonken en wentelen van het lichaam: dat komt voornamelijk voor bij jonge kinderen vanaf de leeftijd van zes maanden. Het kind bonkt met zijn hoofd ritmisch tegen de voorzijde van het bedje. Meestal is dat onschuldig en zijn er geen neurologische of psychische problemen. Doorgaans gebeurt dat bij het inslapen. Met het ouder worden gaat deze aandoening meestal vanzelf over. Belangrijk is wel om het onderscheid te maken met infantiele spasmen, waarbij er spontane schokken door de ledematen en het lichaam trekken. Dit wijst op een ernstige aandoening, die verwijzing naar een neuroloog vereist.
- tandenknarsen: dat is het luidruchtig bijten of tegen elkaar wrijven van de tanden. Vaak is er een onderliggende stressfactor. Bijt het kind herhaaldelijk op de tong, dan moet aan epilepsie gedacht worden.
- pavor nocturnus of nachtschrik: het kind veert overeind, gilt luid of praat en vertoont tekenen van intense angst. De aanval start meestal één à twee uur na het inslapen en duurt van enkele tot twintig minuten. Bij aanspreken reageert het kind doorgaans niet. De volgende ochtend herinnert het zich niets. Behandeling is niet nodig en het kind hoeft tijdens een aanval niet wakker te worden gemaakt.
- slaapwandelen is een goedaardige aandoening die voorkomt tot de leeftijd van 12 jaar. De wandeling duurt van enkele minuten tot een half uur. De slaapwandelaar moet naar zijn bed begeleid worden.
- praten in de slaap: dit komt vaak voor en vergt geen behandeling.
- snurken is meestal onschuldig. Wordt het snurken in verband gebracht met vermoeidheid overdag, gedrags- of leerstoornissen, dan moet dit verder worden onderzocht.
- nachtmerries worden geassocieerd met dromen. Het kind lijkt angstig, zoals bij pavor nocturnus, maar meestal herinnert het zich de droom. Maak het kind wakker en stel het gerust.
- ‘restless legs’-syndroom kan samen voorkomen met andere parasomnia’s, en komt vaker voor bij kinderen en adolescenten dan aanvankelijk gedacht. Het kind heeft onaangename gewaarwordingen, in de benen vooral, en slaagt er niet in om ze stil te houden. Het bewegen van de benen doet de symptomen verdwijnen. Het kind kan niet stilliggen, en beweegt voortdurend in zijn slaap. Het kan de klachten niet altijd duidelijk beschrijven, en dat maakt het moeilijk om ze te herkennen. De aandoening is deels erfelijk. Dus als één of beide ouders de aandoening heeft, is de kans groter dat het kind er ook last van heeft.
Slaapapneu
Apneu betekent letterlijk niet ademen. De aandoening kenmerkt zich door kortstondige periodes van ademhalingstilstand gedurende 10 seconden of meer, waarna de ademhaling spontaan herneemt.
Omdat tijdens de apneu de keelspieren samentrekken, gebeurt dit met een hevig snurkend geluid. Iedereen heeft wel eens een korte apneu. Abnormaal wordt het pas vanaf 5 maal per uur, wat voornamelijk voorkomt bij kinderen met overgewicht.
Bij zuigelingen zou apneu één van de oorzaken van wiegendood kunnen zijn.
Obstructieve slaapapneu is de meest voorkomende vorm, die niet alleen een gevolg is van overgewicht, maar ook van een vergroting van de amandelen of adenoïden.
De voornaamste symptomen zijn vermoeidheid overdag, slapeloosheid, hoofdpijn ’s morgens, hyperactiviteit en leerproblemen.
Slapeloosheid
Slapeloosheid komt eerder voor bij oudere kinderen in de adolescentie. Het gaat vaak gepaard met vermoeidheid overdag en psychische problemen. Het wordt bovendien beschouwd als een risicofactor voor depressie.
Overmatige vermoeidheid overdag
Zuigelingen slapen meestal genoeg; overmatige vermoeidheid bij kinderen is zeldzaam, omdat een kind in slaap valt wanneer het moe is.
De belangrijkste oorzaak van vermoeidheid overdag is slaapapneu.
Vanaf de schoolleeftijd kan narcolepsie ook een oorzaak zijn. Narcolepsie is een zeldzame aandoening waarbij het kind op een willekeurig moment in slaap valt.
Bij oudere kinderen is een te korte nachtrust de voornaamste oorzaak van vermoeidheid overdag.
Hoe kan je arts het herkennen?
De arts zal bij de ouders uitgebreid navragen wat ze bedoelen met een slaapstoornis. Op die manier kan hij inschatten of het echt om een stoornis gaat.
Hij kan de ouders vragen om een slaapdagboek bij te houden om het probleem nog beter in te kunnen beoordelen.
De arts zal ook een lichamelijk onderzoek verrichten. Recente slaapstoornissen bij kinderen die voorheen goed sliepen, kunnen immers te wijten zijn aan een andere ziekte, zoals een oorontsteking. Soms gebeurt er ook een bloed- en urineonderzoek.
Wat kun je zelf doen?
Houd gedurende een drietal weken een slaapdagboek bij. Noteer daarin het uur waarop het kind naar bed gaat, het moment waarop je denkt dat het in slaap valt, wanneer en hoe lang het wakker wordt, wat het ’s nachts eet, wat het overdag eet en hoeveel dutjes het overdag doet.
- Zorg ervoor dat het kind de laatste uren voor het slapengaan niet meer eet of te veel drinkt.
- Zorg ook voor een vaste rustige avondroutine en leg je kind op vaste uren te slapen.
- Vermijd stressvolle activiteiten zoals computerspelletjes of actiefilms die niet geschikt zijn voor kinderen.
- Houd de omgeving van het bed veilig en richt de slaapkamer zo in dat het rustgevend is.
- Maak van het slapengaan geen uitgebreid ritueel. Gewoon een zachte knuffel kan helpen.
- Te lang in het ouderlijke bed slapen, maakt het voor het kind moeilijker om te wennen aan een eigen slaapkamer.
- Bestaat het slaapprobleem al lang, dan is een geleidelijke aanpassing en verandering van de gewoonten wenselijk.
Wat kan je arts doen?
De voornaamste taak van de arts is het stellen van een juiste diagnose. Gaat het om iets onschuldig of is er sprake van een echte slaapstoornis?
In het laatste geval zal hij je verwijzen voor verder specialistisch onderzoek. Dat is zeker het geval bij apneu, narcolepsie en ‘restless legs’-syndroom.
Twijfelt men aan de diagnose, dan kan een slaaponderzoek in het ziekenhuis de diagnose verfijnen.
Bij overgewicht kan vermageren het probleem oplossen.
De stoornis kan ook worden verholpen door het wegnemen van amandelen of neuspoliepen.
Meer weten?
- https://www.kindengezin.be/veiligheid/slapen/
- https://www.kindengezin.be/img/2011_slaapproblemen.pdf
- https://www.cm.be/slaapwel
- https://www.cm.be/media/Doe-boek-kinderen-en-slaap_tcm86-10951.pdf