Wat is het?
De knieschijf (patella) is een deel van het kniegewricht. De vorm is aangepast aan het uiteinde van het dijbeen, waardoor zij er vlot over kan glijden bij plooien en strekken van de knie. De pezen van de dijspieren hechten op de knieschijf aan, zowel boven, onder als opzij. Op die manier hangt de knieschijf als het ware in een net van pezen. Om het glijden vlot te laten verlopen, is de knieschijf aan de binnenzijde bekleed met kraakbeen.
Soms gebeurt het dat de vorm van de knieschijf en de onderkant van het dijbeen niet goed in elkaar passen. Daardoor ontstaat wrijving van de knieschijf op het dijbeen, en beweegt de knieschijf zich bij plooien en strekken naar buiten. Het resultaat is irritatie of een soort verweking van het kraakbeen.
Wanneer de knieschijf te ver naar buiten beweegt, kan ze zelfs de neiging hebben om te ontwrichten (subluxatie). Op lange termijn kan dit resulteren in ontsteking van de pezen.
Bij wie komt het voor?
Patellofemorale pijnklachten komen vooral voor bij jonge volwassenen en mensen van middelbare leeftijd: 20% is jonger dan 20 jaar, 75% jonger dan 50. Het komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen.
Hoe kun je het herkennen?
De twee voornaamste klachten zijn pijn en instabiliteit.
De pijn voel je vooral aan de zijkanten van de knieschijf, meer aan de binnen- dan aan de buitenzijde. Ze neemt toe bij traplopen. Wanneer je je been strekt en op de knieschijf drukt en ze dan naar boven en naar onder beweegt voel je pijn en kan je een krakend gevoel (crepitatie) horen. Hetzelfde gebeurt wanneer je op een been gaat staan, op de knieschijf drukt en door de knie buigt.
Instabiliteit betekent dat je het gevoel hebt dat de knieschijf zich abnormaal gaat verplaatsen naar buiten. Soms kan je knie hierdoor zelfs blokkeren. Wanneer je in rust de knieschijf naar buiten drukt, gaan je dijspieren opspannen, in een reflex op de pijn.
Factoren die de symptomen verergeren zijn hurken, traplopen of op oneffen terrein lopen, stuiteren én springen, knielen en langdurig zitten met gebogen knieën.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De arts zal denken aan het patellofemoraal pijnsyndroom op basis van je klachtenpatroon.
Er is geen verder onderzoek nodig.
Wat kun je zelf doen?
Zeker in de beginfase kan oefentherapie, aangeleerd door een kinesitherapeut, de klachten verbeteren en zelfs doen verdwijnen.
Om instabiliteit tegen te gaan en de verplaatsing van de knieschijf te beperken, train je best de voorste dijspieren (de quadriceps). Dit gebeurt aan de hand van isometrische oefeningen, waarbij niet de lengte van de spier verandert, maar wel de kracht.
Dit doe je door bij gestrekt been de dijspieren samen te trekken en dat even vast te houden, in reeksen van 20x na elkaar, eerst 3x en nadien 5x per dag. Heffen van het gestrekte been heeft hetzelfde effect. Gaat dit goed, dan kun je de belasting verhogen door een gewicht rond de enkel aan te brengen, te beginnen met een 0,5 tot 1 kilo, en geleidelijk op te drijven. Door een kussen onder de kniekuil te leggen, wordt de hefboom bij het strekken groter en neemt de inspanning toe. Zo ontwikkel je geleidelijk aan sterkere spieren, die helpen om de knie te stabiliseren.
Ter ondersteuning kun je bij het sporten een kniebrace dragen met een uitsparing voor de knieschijf.
Ook een tape aangebracht onder de punt van de schijf kan helpen.
Wat kan je arts of zorgverlener doen?
Bij acute pijn is gedeeltelijke rust gedurende 1 tot 2 weken aan te raden. Vermijd dan ook best bewegingen die de knieschijf overbelasten.
Het aanbrengen van een ‘cold pack’, oefentherapie van de knie onder begeleiding en indien nodig ontstekingswerende pijnstillers kunnen helpen om de pijn te verminderen. Medicatie heeft echter geen effect op de genezing.
Als de oefentherapie na 6 maanden nog steeds niet helpt en de klachten hinderlijk blijven, dan kan je arts je verwijzen naar een specialist.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/patellofemoraal-pijnsyndroom/ik-heb-patellofemoraal-pijnsyndroom