Wat is het?
Lichtstralen komen het oog binnen via de pupil. Ze worden dan door het hoornvlies en de ooglens ‘gebroken’ (refractie) zodat ze op de juiste plaats samenvallen op het netvlies.
De ooglens zorgt voor precisie. Dat is nodig om scherp te kunnen zien. De ooglens kan zich aanpassen (accommoderen) zodat we zowel voorwerpen kunnen zien die ver weg of dichtbij zijn, zonder dat we ons daarvoor moeten inspannen. Het zijn de inwendige oogspieren die de ooglens als het ware bedienen.
Bij een refractieafwijking is het oog niet meer in staat om de lichtstralen op de juiste manier af te buigen. Men krijgt het beeld van een voorwerp dan niet gefocust op het netvlies. De meeste refractieafwijkingen ontstaan tijdens de kinderjaren en kunnen daarna verergeren, maar soms ook verbeteren.
De meest voorkomende refractieafwijkingen zijn verziendheid (hypermetropie), bijziendheid (myopie), ouderdomsverziendheid en astigmatisme. Bij verziendheid ziet men de dingen op afstand scherp en de dingen kortbij niet. Bijziendheid is het omgekeerde; dan is het zicht dichtbij scherp, terwijl dingen op afstand dat niet zijn.
Verziendheid
Het oog is te kort en/of het brekingsvermogen te klein waardoor binnenvallende stralen van dichtbij en verder gelegen objecten achter het netvlies samenvallen. Door de oogspieren onbewust extra aan te spannen, kan dit op jongvolwassen leeftijd nog gecorrigeerd worden. Met het ouderworden past de lens zich steeds moeilijker aan, en krijg je moeite met dichtbij zien. Bepaalde oogafwijkingen komen bij verzienden vaker voor.
Bijziendheid
De oogbol is als het ware te lang en/of het brekingsvermogen te groot waardoor binnenvallende stralen van een object uit de verte net voor het netvlies samenvallen. Netvliesloslating wordt vaker gezien bij bijzienden
Ouderdomsverziendheid
Dat betekent dat de ooglens met het ouder worden minder flexibel wordt en dus zich minder kan aanpassen. Dit begint meestal vanaf de leeftijd van 40 jaar.
Astigmatisme
De oogbol is ovaalvormig in plaats van rond. Hierdoor is de lichtbreking in de ene richting goed, maar in de andere niet. Astigmatisme komt meestal voor in combinatie met bij- of verziendheid.
Hoe vaak komt het voor?
Refractieafwijkingen komen voor bij 7 op 10 Belgen. Niet alle mensen stappen hiermee naar de huisarts; velen gaan rechtstreeks naar de optieker of oogarts. Eén op de drie jongvolwassenen is bijziend.
Een baby is van bij de geboorte doorgaans altijd verziend. Met het groeien wordt de oogas langer, zodat een kind op 3 tot 4 jaar (bijna) geen refractieafwijking meer heeft. Groeit het oog te ver door, dan ontwikkelt het kind bijziendheid. Dat begint vaak tussen de 6 en 12 jaar.
Hoe kun je het herkennen?
Refractieafwijkingen zorgen voor een verminderde gezichtsscherpte dichtbij of veraf. Soms geven ze ook meer vage klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn, pijn rond de ogen, brandende of vermoeide ogen.
Bij bijziendheid zie je dingen in de verte niet, terwijl anderen die wel zien. Het kan zijn dat je je ogen moet dichtknijpen om goed te kunnen tv-kijken. Je hebt daarentegen geen probleem om een boek te lezen.
Bij verziendheid moet je een boek al verder van je afhouden om beter te kunnen lezen, maar op een afstand tv-kijken vormt geen probleem.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Meestal verwijst je huisarts je door naar een oogarts om te bepalen welke refractieafwijking je hebt.
Wat kun je zelf doen?
Doorgaans kun je zelf niets doen aan refractieafwijkingen.
Wat kan je arts doen?
Om ervoor te zorgen dat de binnenvallende lichtstralen precies op het netvlies samenvallen, moeten ze correct worden gebroken. Dat kan door een aangepaste bril of contactlenzen te dragen, een laserbehandeling van het oog te ondergaan of de ooglens te vervangen door een kunstooglens. Je huisarts verwijst je hiervoor steeds naar een oogarts of optieker.
Meer weten?
http://www.oogartsen.nl/oogartsen/brilsterkte/refractie_afwijkingen/