Wat is het?
Artritis is een ontsteking van een gewricht. De voornaamste kenmerken zijn zwelling, roodheid, warmte, pijn en bewegingsbeperking.
Er zijn ongelofelijk veel mogelijke oorzaken van een gewrichtsontsteking. We kunnen ze indelen in traumatische en niet-traumatische. De traumatische worden altijd veroorzaakt door een ongeval (bijv. een sportongeval).
De niet-traumatische vormen kunnen we indelen in infectieuze en niet-infectieuze. Bij een infectieuze artritis is er een virus of bacterie aanwezig in het gewricht. De niet-infectieuze vormen zijn veruit de meest voorkomende. Aandoeningen zoals reuma en jicht vallen hieronder. Soms is artritis een onderdeel van een onderliggende aandoening zoals psoriasis en chronische inflammatoire darmziekten.
Hoe kan je het herkennen?
Bij artritis door een infectie treedt meestal roodheid en soms ook koorts op. Bij artritis door een reumatische aandoening (zonder infectie) is pijn dikwijls niet het belangrijkste symptoom, terwijl stijfheid na rust wel een typisch teken is. Pijn na lichaamsbeweging komt vaker voor bij gewrichtsaantasting zonder ontsteking, bijv. na een val.
Artritis bij kinderen kan vaak gelokaliseerd worden door de beschrijving van de symptomen door de ouders:
- een van de grote gewrichten van de onderste extremiteiten als het kind niet wil opstaan uit bed, maar eruit gehaald wil worden;
- knie of heup als het kind een knie gebogen houdt;
- polsen als het kind bij het kruipen op de kneukels van gebalde vuisten steunt in plaats van op de handpalmen;
- de nek als het kind niet het hoofd, maar het bovenlichaam draait als het naar opzij kijkt.
Hoe stelt de arts de aandoening vast?
De arts zal nagaan of het kind normaal stapt en loopt en of het mankt. Hij zal alle gewrichten controleren op zwelling, roodheid of temperatuurverschillen. Hij zal ook onderzoeken of er vocht in het gewricht zit, vooral in de knie, en de mobiliteit van de verschillende gewrichten testen.
De arts gaat hierbij systematisch te werk en probeert elk gewricht zo ver mogelijk te bewegen rond de verschillende assen (buigen, strekken, roteren en zijdelingse bewegingen). Als de beweging normaal is, gaat hij na of er een verschil is in spiermassa tussen de rechter- en de linkerzijde.