Wat is het?
Bij diabetes of suikerziekte is het suikergehalte in het bloed te hoog. Het hormoon insuline speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van diabetes. Insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier of pancreas en zorgt ervoor dat suiker vanuit het bloed wordt opgenomen in de cellen.
Bij diabetes type 1 maakt de pancreas (alvleesklier) onvoldoende insuline aan. Om dit tekort te compenseren, wordt meermaals per dag insuline in het onderhuids vetweefsel ingespoten. Op die manier wordt de natuurlijke insulinesecretie nagebootst.
Een te hoog suikergehalte in het bloed beschadigt de bloedvaten. Als je al lang diabetes hebt en niet goed behandeld wordt, kan dit bijgevolg leiden tot aantasting van alle kleine bloedvaatjes in het lichaam, met gevolgen voor het hart- en vaatstelsel, de ogen, de nieren, het zenuwstelsel en de voeten.
Insulinetherapie
Patiënten met diabetes type 1 leren de hoeveelheid insuline aan te passen aan hun dagelijks ritme, eetpatroon, lichaamsbeweging en bloedsuiker. De injectie van insuline gebeurt meestal handmatig. Een insulinepomp is een alternatief.
In normale omstandigheden en bij een correcte behandeling is er ’s nachts en tussen de maaltijden in steeds wat insuline in het bloed aanwezig (basaal insuline), nodig om de aanwezige suikers in het bloed te verwerken. Bij elke maaltijd komt een grote hoeveelheid suiker in het bloed vrij; daarom wordt voor de maaltijd een gepaste dosis snelwerkend insuline geïnjecteerd (maaltijdinsuline). De dosis wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid koolhydraten van die maaltijd.
Dagelijkse controle van de bloedsuikerwaarden, met zo nodig aanpassing van de insulinedosis, blijft noodzakelijk.
Insulinepreparaten verschillen onderling in snelheid en werkingsduur. De keuze van het preparaat, de dosis en de frequentie van inspuiten worden individueel bepaald, en zijn onder meer afhankelijk van het lichaamsgewicht en het risico op ernstig suikertekort in het bloed (hypoglycemie).
Wat kun je zelf doen?
Zorg ervoor dat je goed begrijpt wat diabetes type 1 betekent en hoe je de behandeling met insuline correct kunt uitvoeren. Een goede diabeteseducator en regelmatige opvolging bij de huisarts en endocrinoloog is een must!
Voeding
Een gezond voedingspatroon is voor iedereen belangrijk, ook voor personen met diabetes type 1. De hoeveelheid voedsel wordt aangepast aan je individuele behoeften. Vermijd overgewicht. Plan maaltijden en snacks volgens je dagelijkse ritme, je insulinebehandeling en de hoeveelheid lichaamsbeweging. Dankzij de moderne insulinebehandelingen kun je flexibeler omgaan met de maaltijdmomenten. Voor een volwassen persoon is er geen speciale maaltijdplanning nodig.
Het doel is om de insulinedosis te leren aanpassen aan de maaltijd. De bloedsuikerspiegel meten via een vingerprik en de hoeveelheid koolhydraten in een maaltijd kunnen beoordelen, kunnen hierbij helpen.
Beweging
Lichaamsbeweging verbetert de fysieke fitheid en de stemming. Het heeft ook een gunstig effect op de suikerspiegels in het bloed, op gestoorde vet- en cholesterolwaarden en op overgewicht.
Beweging verhoogt de gevoeligheid van het lichaam voor insuline. Daardoor worden meer suikers sneller afgebroken, en daalt de bloedsuiker. De bloedsuikerspiegel kan te laag zakken tijdens het sporten, vlak na de training of enkele uren na het sporten. De bloedsuikerspiegel is afhankelijk van:
- het insulinegehalte in het bloed,
- de duur en intensiteit van de lichaamsbeweging,
- de trainingservaring en spierfitheid,
- het ingenomen voedsel vóór en tijdens het sporten.
Wees voorzichtig met fysieke activiteit als de bloedsuiker hoger is dan 300 mg/dl. Dit wijst er immers op dat er te weinig insuline aanwezig is om de suikers af te breken. Het lichaam zal dan overschakelen op verbranding van vetten om de nodige energie te leveren. Daardoor ontstaan meer afvalproducten zoals ketonen. Door het teveel aan ketonen gaat je bloed verzuren (ketoacidose). Ketonen kun je met een strip meten in de urine. Ga niet sporten als je een hoge bloedsuiker meet, veel moet drinken en plassen, en er ketonen in de urine aanwezig zijn. Je diabetes is dan ontregeld, en moet eerst terug op peil gebracht worden.
Is je bloedsuiker lager dan 100 mg/dl, neem dan extra koolhydraten in vóór je start met de activiteit. Bij een te lage bloedsuiker riskeer je een hypoglycemie met mogelijk bewustzijnsverlies.
Leer hoe beweging de bloedsuikerspiegel beïnvloedt door deze vóór en na het sporten te meten. Gebruik indien nodig extra koolhydraten om een hypoglycemie te voorkomen tijdens het sporten. Neem extra koolhydraten in vóór en tijdens de training met intervallen van een uur (20-30 g/uur), afhankelijk van de individuele behoefte en de bloedsuikerspiegel. Je kunt vóór de training bijvoorbeeld een extra boterham eten, en tijdens de training sportdrank drinken. Zorg dat je altijd koolhydratenrijk eten/drinken bij je hebt, zowel tijdens als na het sporten.
Blijf de bloedsuikerspiegel controleren na een intensieve training. Daalt de bloedsuikerspiegel,corrigeer die dan door koolhydraten in te nemen.
Meer weten?
https://www.diabetes.be/wat-type-1-diabetes
https://www.diabetes.be/insuline