Diabetes type 2: wat na de diagnose?
Bij diabetes heb je te veel suiker in je bloed en dat kan leiden tot aantasting van het hart- en vaatstelsel, de ogen, de nieren, het zenuwstelsel en de voeten.
Wanneer bij jou diabetes wordt vastgesteld, zal de arts je grondig bevragen en nakijken in hoeverre je lichaam door de ziekte is aangetast.
Bevraging
- Je arts gaat na of je een gezonde leefstijl hebt: Beweeg je voldoende? Hoeveel alcohol drink je? Eet je vettig? Gebruik je veel zout? Rook je?
- Zijn er klachten die wijzen op hart- en vaatziekten?
- Komt er in je familie diabetes, hoge bloeddruk of een hart- en vaatziekte voor?
- Zijn er seksuele problemen?
Lichamelijk onderzoek
- Je gewicht en lengte worden bepaald om na te gaan of je overgewicht hebt.
- De bloeddruk wordt gemeten.
- De slagaders in de benen en de voeten worden nagekeken om te controleren of er een goede doorbloeding is.
- Hebben je voeten een afwijkende stand, wondjes of eeltvorming?
- Er wordt getest of je nog voldoende gevoelig bent ter hoogte van je voetzolen.
Aanvullende onderzoeken
- Er gebeurt een bloedonderzoek om het suikergehalte na te kijken, de cholesterol en de vetten te meten en de werking van de nieren te controleren.
- De urine wordt nagekeken op verlies van eiwitten, wat kan wijzen op aantasting van de nieren.
- Een hartfilmpje (ECG) kan hartafwijkingen opsporen.
- Er gebeurt een oogonderzoek om de bloedvaten in het oog na te kijken.
Behandeling van risicofactoren op hart- en vaatziekten
Behandeling van diabetes type 2 is belangrijk om beschadiging van de bloedvaten in het lichaam tegen te gaan. Een goede behandeling van diabetes bestaat uit meer dan alleen maar de hoge suikerwaarden behandelen.
Ook een te hoge bloeddruk en afwijkende cholesterol- en vetwaarden dienen behandeld te worden. Al deze zaken dragen immers bij tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Behandeling van hoge bloeddruk
Van de personen met diabetes type 2 heeft 40 tot 60% al een te hoge bloeddruk op het moment dat de diabetes ontdekt wordt. De ideale bloeddruk bedraagt maximum 130/85 mmHg.
Je kunt de bloeddruk doen dalen door in de eerste plaats levensstijlaanpassingen te doen: gewicht te verliezen als je overgewicht hebt, minder zout te eten, voldoende te bewegen, je alcoholgebruik te beperken en te stoppen met roken.
Als dat onvoldoende effect heeft, zal je arts beslissen om een bloeddrukverlagend geneesmiddel voor te schrijven. Soms volstaat één enkel geneesmiddel niet om voldoende bloeddrukdaling te bekomen, en moet je daarom verschillende geneesmiddelen combineren. De keuze van het geneesmiddel hangt af van welke andere klachten en ziekten je hebt.
Behandeling van afwijkende cholesterol- en vetwaarden
Een cholesterolverlager (statine) wordt gestart ongeacht de bloedwaarden bij iedereen met diabetes mellitus type 2:
- met een voorafbestaande hart- en/of vaatziekte;
- ouder dan 40 jaar met één extra risicofactor (bijv. roken, familiale belasting, hoge bloeddruk, verhoogde bloedvetten);
- overweeg het opstarten wanneer de slechte LDL-cholesterol >100 mg/dl bedraagt bij mensen met diabetes jonger dan 40 jaar.
Daarnaast blijven gewichtsverlies, vetarm dieet, voldoende lichaamsbeweging en stoppen met roken belangrijk in het bestrijden van te hoge cholesterol- en vetwaarden.
Een goede controle van de suikerwaarden in het bloed zal ook de vetten (triglyceriden) in het bloed verminderen. Een goede suikercontrole heeft op de cholesterol echter geen invloed.
Behandeling met aspirine
Aspirine is een geneesmiddel dat de vorming van bloedstolsels tegengaat. Een lage dosis aspirine wordt gegeven aan personen met diabetes type 2 én een voorgeschiedenis van een hart- en/of vaatziekte.
Verdere opvolging van personen met diabetes type 2
In samenspraak met je arts kun je afspreken hoe vaak er per jaar een opvolgconsultatie nodig is. In de meeste gevallen is dit om de drie maanden.
Een goede en langdurige relatie met je huisarts, diabetoloog (specialist op vlak van diabetes) en eventuele andere zorgverleners is daarom onontbeerlijk in een goede diabetesopvolging. Het is bewezen dat een strikte opvolging het aantal complicaties doet verminderen.
Welke onderzoeken gebeuren er tijdens een routinecontrole?
Je arts bespreekt volgende zaken:
- Hij vraagt na of je hypoglycemieën gehad hebt (zie de richtlijn “Diabetes: hypoglycemie (te lage bloedsuikerspiegel)");
- Hij peilt naar klachten die kunnen wijzen op aantasting van de bloedvaten;
- Hij zal je geneesmiddelenschema overlopen en zo nodig aanpassen;
- Hij moedigt je aan om een gezonde leefstijl aan te nemen en te behouden.
Hij zal volgende onderzoeken uitvoeren:
- Controle van gewicht en bloeddruk;
- Onderzoek van de voeten als je last hebt van wondjes, gevoelsstoornissen of eelt. Ook wanneer je gekend bent met houdingsafwijkingen van de voet, een slechte doorbloeding van de voeten, of wanneer je reeds een amputatie onderging, zal steeds een voetonderzoek gebeuren;
- Een bloedafname om het HbA1c en de nuchtere suikerwaarde te controleren.
Welke onderzoeken moeten er jaarlijks gebeuren?
- Een ECG (electrocardiogram) om het hart na te kijken;
- Een onderzoek bij de oogarts, om de bloedvaten in de ogen te controleren;
- Een voetonderzoek bij personen zonder klachten of voetafwijkingen;
- Een onderzoek van de inspuitplaatsen bij insulinebehandeling;
- Een bloedafname om de nierfunctie, de vetten en de cholesterol te bepalen;
- Een onderzoek van de urine om eiwitverlies op te sporen (nieraantasting).
Wat bij eiwitverlies in de urine?
Te hoge suikerwaarden in het bloed kunnen nieraantasting veroorzaken. Daarom controleert je arts regelmatig je urine op eiwitverlies. Dat kan immers een teken zijn van beginnende nieraantasting. Vaak ziet men dan tegelijkertijd ook een aantasting van de bloedvaatjes in de ogen.
Wanneer eiwitverlies in de urine wordt vastgesteld, is een strikte bloeddrukcontrole noodzakelijk. Dit gebeurt door het innemen van bloeddrukverlagende geneesmiddelen en door het volgen van een zoutarm dieet. Daarnaast is stoppen met roken, een strikte controle van de suikerwaarden in het bloed en de behandeling van te hoge cholesterol- en vetwaarden uiterst belangrijk om verdere aantasting van de nieren te voorkomen.
Je arts zal niet alleen in de urine speuren naar eiwitverlies, maar ook via bloedafnames de werking van de nieren controleren. Wanneer het eiwitverlies in de urine te hoog is, of als in het bloed aangetoond wordt dat de werking van de nieren te sterk achteruitgaat, zal je worden doorverwezen naar een nierspecialist voor verdere behandeling.
Wat kun je zelf doen om je diabetes op te volgen?
Volg je gewicht op. Probeer af te vallen bij overgewicht. Een BMI van minder dan 25 is perfect, maar ligt je BMI tussen de 25 en 27 dan is dit nog aanvaardbaar.
Beweeg voldoende en probeer te stoppen met roken!
Er wordt je aangeraden om een eigen bloeddrukmeter te hebben, zodat je geregeld zelf je bloeddruk thuis kunt controleren.
Je kunt het suikergehalte in je bloed zelf controleren door een vingerprik. Als je behandeld wordt met insuline-inspuitingen, kun je door middel van zelfcontrole leren om je insulinedosis aan te passen op basis van je gemeten suikerwaarden. Als je geen insuline gebruikt, maar wel suikerverlagende geneesmiddelen, kunnen zelfmetingen nuttig zijn om vast te stellen of je een te lage suikerspiegel hebt (een hypoglycemie).
Wanneer je geen geneesmiddelen neemt om het suikergehalte te verlagen, maar enkel een dieet volgt, kunnen zelfmetingen helpen om te begrijpen welke factoren de suikerspiegel regelen in het dagelijkse leven.