Wat is het?
Om bloedingen te kunnen stoppen, beschikt ons lichaam over 2 mechanismen. Er zijn de bloedplaatjes, die bij een bloeding aan elkaar kleven en zo een stolsel vormen. Daarnaast maakt ons lichaam stollingseiwitten (stollingsfactoren) aan, die een bloedstolsel steviger maken en het stollingsproces versnellen. Bij een verhoogde bloedingsneiging loopt er ergens in het stollingsproces iets mis.
Een bloedingsziekte kan verworven (niet-aangeboren) of erfelijk zijn.
De oorzaak is vaak een tekort aan bloedplaatjes of een milde vorm van de ziekte van Von Willebrand. Bij deze laatste aandoening is er een tekort aan Von Willebrandfactor, dit is een van de stollingsfactoren die een rol spelen bij de bloedstolling.
Andere mogelijke oorzaken van een verhoogde bloedingsneiging zijn:
- medicatiegebruik: bijv. aspirine;
- ouder worden: zogenaamde ‘seniele purpura’, blauwe plekken bij oudere mensen, ontstaan door veranderingen aan de bloedvatwanden;
- hoge bloeddruk;
- bindweefselziekten, waardoor veranderingen aan de bloedvatwand ontstaan;
- auto-immune aandoeningen (aandoeningen waarbij het lichaam antistoffen tegen zichzelf aanmaakt);
- acute leukemie;
- een bloedvergiftiging.
Hoe kan je het herkennen?
Bij een verhoogde bloedingsneiging kunnen oppervlakkige bloedingen ontstaan in de huid en slijmvliezen of diepe bloedingen in de spieren.
Bloedingen in de huid en slijmvliezen zijn meestal te wijten aan een probleem met de bloedplaatjes of met de bloedvatwanden. Daardoor kunnen spontane (zonder kwetsuur) bloeduitstortingen en blauwe plekken ontstaan.
Ook volgende zaken kunnen een aanwijzing zijn voor een bloedingsziekte: hevige neusbloedingen, tandvleesbloedingen, overvloedige menstruaties, bloedingen in maag-darm- en urinestelsel en bloedingsproblemen bij kleine ingrepen (verwijderen van amandelen).
Soms geven deze zaken aanleiding voor het ontstaan van bloedarmoede.
Diepe bloedingen ontstaan door een tekort aan stollingsfactoren, waardoor de stolling in het bloed niet in gang wordt gezet en de bloeding dus niet vanzelf stopt. Hierdoor kunnen spontane, soms heel uitgesproken bloedingen in de spieren en gewrichten ontstaan.
Andere typische kenmerken zijn: bloedingen op meerdere plaatsen tegelijk, vertraagde bloedingen (enkele dagen na een incident of trauma) en terugkomende bloedingen.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Je arts vraagt je uitgebreid naar:
- onderliggende aandoeningen en voorgeschiedenis;
- medicatiegebruik;
- familiale voorgeschiedenis, tot aan verre familieleden;
- details van de bloeding (soms worden hier speciale vragenlijsten voor gebruikt):
- Is het bloeden abnormaal overvloedig, langdurig, terugkomend of vertraagd?
- Komt het van 1 of meerdere plaatsen?
- Kan je het bloeden stoppen door druk uit te oefenen?
- Heb je eerder hevige bloedingen gehad of neiging tot bloedingen?
Ook als je nooit hevige bloedingen hebt gehad en bijv. probleemloos je amandelen hebt laten trekken, is dit belangrijke informatie. Dit betekent dat het bloedingsprobleem niet aangeboren is, maar ontstaan is tijdens je leven (verworven).
Een bloedonderzoek moet het vermoeden bevestigen. In milde gevallen zullen de eerste screeningstesten normaal zijn.
- Bloedplaatjes: indien je te weinig bloedplaatjes hebt, kan geen stolling plaatsvinden.
- Geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT): zegt iets over de werking van de stollingsfactoren in het bloed.
- Protrombinetijd (PT en INR): een onderzoek om andere stollingsfactoren te testen. Als je bepaalde bloedverdunnende medicatie (Marcoumar®) gebruikt, is deze waarde verhoogd.
Een specialist (hematoloog) kan eventueel andere specifieke tests uitvoeren om bijv. de specifieke stollingsfactoren, Von Willebrandfactor en de werking van de bloedplaatjes te onderzoeken.
Wat kan je zelf doen?
Ga naar je arts als je denkt een probleem te hebben met de bloedstolling.
Wat kan je arts doen?
Bij een verhoogde bloedingsneiging moet je huisarts in eerste instantie het onderscheid maken tussen de ernstige en minder ernstige oorzaken. De oorzaak kan erfelijk of verworven zijn. Het bloedingsprobleem kan het gevolg zijn van verschillende onderliggende aandoeningen, die aangepakt moeten worden bij de behandeling.