Wat is het?
De ademhaling dient om zuurstof naar het bloed te brengen en afvalstoffen zoals koolzuurgas (CO2) af te voeren. Dit gebeurt via de luchtwegen en de longblaasjes.
De luchtwegen zijn een vertakt buizensysteem dat ervoor zorgt dat de lucht die we inademen vanuit de atmosfeer naar de longblaasjes wordt gevoerd. Hier wordt die zuurstof dan afgegeven aan het bloed, en het koolzuurgas eruit verwijderd.
Ademhalingsfalen (respiratoire insufficiëntie of respiratoir falen) betekent dat de normale uitwisseling van zuurstof en koolzuurgas tussen het bloed en de omgeving verstoord is. Ademhalingsfalen kan plots (acuut) of langzaam ontstaan (chronisch).
Acuut ademhalingsfalen
Acuut ademhalingsfalen kan ontstaan door een stoornis in een van de stappen die verantwoordelijk zijn voor de ademhaling:
- onderdrukking van het ademhalingscentrum in de hersenen door een ziekte van het centraal zenuwstelsel, bewusteloosheid, overdosis drugs;
- niet doorsturen van zenuwimpulsen vanuit de hersenen naar de ademhalingsspieren door een ruggenmergletsel, een spierziekte, een infectie van het zenuwstelsel;
- verminderde beweeglijkheid van de borstkas door een pletletsel van de borstkas, klaplong;
- verstopping van de luchtwegen door een vreemd voorwerp, tumor, ernstige astmaopstoot of een chronische obstructieve longziekte (COPD);
- een aandoening van de longblaasjes zoals een longontsteking, longoedeem;
- onvoldoende bloedtoevoer naar de longen door een longembool;
- onvoldoende zuurstof in het bloed door ernstige bloedarmoede, koolstofmonoxidevergiftiging;
- langdurige stuipen.
Chronisch ademhalingsfalen
Chronisch ademhalingsfalen kan net als acuut ademhalingsfalen ontstaan door een stoornis in de luchtwegen of in de longblaasjes.
De oorzaak kan liggen in een langdurige of blijvende verstoring van de functies van het ademhalingscentrum in de hersenen, van de zenuwen die verantwoordelijk zijn voor de ademhaling, van de ademhalingsspieren, de borstkas of de longen zelf.
De meest voorkomende ziekten die leiden tot chronisch ademhalingsfalen zijn:
- chronisch obstructief longlijden (COPD);
- zenuw- en spierziekten: ALS, problemen van het middenrif;
- ziekten die de beweeglijkheid van de borstkas aantasten: ziekte van Bechterew, misvormde borstkas, restletsel van polio;
- ernstige slaapapneu, nachtelijk ademhalingsfalen veroorzaakt door overgewicht (syndroom van Pickwick).
Hoe kan je het herkennen?
Kortademigheid is het voornaamste kenmerk van ademhalingsfalen.
Bij acuut ademhalingsfalen heb je het gevoel dat je niet goed kunt doorademen. Dat gaat gepaard met rusteloosheid, verwardheid en soms bewustzijnsvermindering. De hulpademhalingsspieren worden dan ingeschakeld. Je hapt naar lucht, de spieren tussen de ribben en boven het borstbeen trekken naar binnen en je ademhaling versnelt.
Bij chronisch ademhalingsfalen ben je overdag vaak vermoeid en heb je last van geheugen- en/of concentratiestoornissen. Je lippen, vingers en tenen kunnen blauw kleuren (cyanose). Gezien de klachten vooral ’s nachts verergeren, slaap je vaak rusteloos en word je slaperig en met hoofdpijn wakker. Lijden aan een chronische longaandoening maakt je gevoeliger voor acute opstoten.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De arts zal je eerst vragen stellen over je ademhaling, slaap, vermoeidheid, geheugen en concentratie.
Daarna luistert hij naar je longen en let hierbij op abnormale bijgeluiden zoals piepen of kraken (crepitaties). Hij kijkt na of je extra ademhalingsspieren gebruikt en of je huid, lippen, nagels blauw zien; ook onderzoekt hij je benen en hals op vochtophoping(wijst op overbelasting van het hart).
Met een saturatiemeter op de vinger controleert je arts de hoeveelheid zuurstof in het bloed.
Hij let op de snelheid van de ademhaling (de ademhalingsfrequentie) en voert ook een longfunctieonderzoek (spirometrie) uit waarmee hij je longinhoud meet.
In het ziekenhuis kan bloed uit een kleine slagader worden gecontroleerd op de zuurtegraad (pH), zuurstofdruk (pO2) en CO2-druk (pCO2). Aan de hand van die waarden kan je arts de juiste vorm van ademhalingsfalen achterhalen.
Wat kan je zelf doen?
Rook niet (mee). Zoek hulp om te stoppen met roken. De huisarts kan je hierin begeleiden.
Beweeg voldoende, ook al kost het moeite. Zelfs kleine wandelingen verbeteren de conditie en de longinhoud, en onderhouden de spierwerking.
De kinesitherapeut kan je ademhalingoefeningen aanleren. Doe ze meermaals per dag thuis.
Er bestaan ook kleine apparaatjes waarmee je de in- en uitademing kunt oefenen en verbeteren.
Wat kan je arts doen?
Er moet altijd voldoende zuurstof in je bloed zitten en de longen moeten voldoende geventileerd worden. Daarom kan een goed gedoseerde zuurstoftoediening zeker helpen. Toediening van te veel zuurstof zorgt ervoor dat je zelf minder diep gaat ademen, hetgeen je toestand zelfs nog verergert.
Er zijn niet veel geneesmiddelen die hier enig nut hebben. Wel kan een kleine dosis cortisone de ademhaling verbeteren, en wordt er soms gebruik gemaakt van vochtafdrijvers (plaspillen) en hartmedicatie.