Wat is het?
Het heupgewricht verbindt het dijbeen met het bekken. De kop van het dijbeen past precies in de kom van het bekken. Dit zorgt voor een normale beweeglijkheid van de heup. Luxatie betekent ontwrichting. Dat wil zeggen dat de heupkop niet meer in de heupkom zit.
Bij een aangeboren heupluxatie is de kop van het dijbeen bij de geboorte uit de kom. De oorzaak is niet goed gekend, maar er zijn een aantal risicofactoren die vaker gepaard gaan met heupluxatie:
- baby van het vrouwelijk geslacht,
- voorkomen van heupluxatie in de familie,
- stuitligging bij de geboorte,
- ontwikkelingsafwijkingen van de onderste ledematen.
Bij veel pasgeborenen zijn de heupjes nog niet helemaal rijp en is het heupgewricht nog niet mooi gevormd. Daardoor ligt de heupkop niet perfect in de heupkom en verplaatst hij zich gemakkelijk. Van de baby’s met onrijpe heupgewrichten ontwikkelt 60 tot 80% spontaan een normaal heupgewricht vóór de leeftijd van 8 weken. Bij de overige 20 tot 40% is dat niet het geval.
Hoe vaak komt het voor?
Aangeboren heupluxatie komt voor bij ongeveer 1 op 100 pasgeborenen.
Hoe kun je het herkennen?
De meeste gevallen van aangeboren heupluxatie worden door de kinderarts opgemerkt tijdens onderzoek van de baby. Ouders kunnen een verschil in heupspreiding opmerken tijdens het verluieren. Een correcte plaatsing van de heupkop in de heupkom is heel belangrijk voor de normale ontwikkeling van het heupgewricht.
Onbehandeld leidt de aandoening tot een abnormale groei, ontwikkeling en vroegtijdige slijtage van het heupgewricht. Daardoor kunnen gangproblemen en chronische heup-, knie- en rugpijn ontstaan. Manken bij een kind is steeds een reden voor verder onderzoek.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De arts van Kind en Gezin controleert elk kind op heupluxatie tot het vlot stapt. Ook de huisarts en kinderarts besteedt er de nodige aandacht aan. Reeds bij het allereerste onderzoek onmiddellijk na de geboorte onderzoekt hij de heupjes van de baby. De arts zal vragen of er in de familie heupproblemen voorkomen, of het kind in stuit lag en of bij het verluieren een heupje minder gespreid kan worden dan het andere. Tijdens het klinisch onderzoek worden enkele tests uitgevoerd:
- controle van de spreidingsmogelijkheid van de heupjes;
- controle op asymmetrische bil- en/of dijplooien;
- controle op beenlengteverschil;
- opsporen van heupinstabiliteit: door de heup te draaien, wordt de heupkop ontwricht en springt hij daarna weer op zijn plaats. Dit gaat gepaard met een hoorbare en voelbare klik.
Bij vermoeden van heupluxatie vóór de leeftijd van 6 maanden gebeurt een echografie om de diagnose te bevestigen; na de leeftijd van 6 maanden wordt de diagnose bevestigd met een radiografie (Rx).
Bij kinderen die in stuitligging geboren zijn en bij gevallen van heupluxatie in de familie, gebeurt er standaard een echografie op de leeftijd van 6 weken.
Eens het kind stapt, wordt de gang bekeken. Een onbehandelde heupluxatie geeft aanleiding tot manken (hinken, waggelen of ‘eendengang’) en een overmatige kromming van de rug met een naar voor gekanteld bekken. Ook het lopen op de tippen van de tenen of een beenlengteverschil kunnen wijzen op een luxatie.
Wat kun je zelf doen?
Vroegtijdige opsporing en behandeling is van het grootste belang. Ga dus naar de zittingen van Kind en Gezin die voor je kind zijn gepland.
Wat kan je arts doen?
Tot de leeftijd van 6 maanden bestaat de behandeling bij voorkeur uit het dragen van een Pavlik-harnas. De beentjes en heupjes worden gefixeerd in een gebogen en gespreide positie. De opvolging gebeurt door een kinderorthopedist. Ziet men bij radiografische controle na 2 weken geen mooie ligging van de heupkop in de heupkom, dan kan een ingreep volgen. Dat is ook noodzakelijk wanneer de luxatie laattijdig wordt ontdekt. De operatie is in dat geval complexer en de prognose minder gunstig.
Meer weten?
https://www.thuisarts.nl/stoornis-in-ontwikkeling-van-heup/mijn-kind-heeft-afwijkende-heup
Bronnen
www.ebpnet.be
https://www.thuisarts.nl/stoornis-in-ontwikkeling-van-heup