Wat is het?
Na de geboorte wordt elk kind meerdere keren zorgvuldig onderzocht door een arts.
Het eerste onderzoek gebeurt vlak na de geboorte in de verloskamer. Er wordt vooral nagegaan of de baby zich goed aanpast aan het leven buiten de baarmoeder.
Wanneer de baby ongeveer 1 dag oud is, volgt het eerste kop-tot-teen-onderzoek, uitgevoerd door een kinderarts.
Wanneer de baby 7 dagen oud is, wordt dit kop-tot-teen-onderzoek herhaald. Dit kan gebeuren door de kinderarts als de moeder nog in het ziekenhuis verblijft, of door de kinderarts of huisarts als de moeder het ziekenhuis al heeft verlaten.
Tijdens het onderzoek zijn de ouders (of een van beide) best aanwezig. De baby wordt steeds volledig uitgekleed zodat de arts het hele lichaam kan onderzoeken. Om afkoeling te voorkomen gebeurt het onderzoek in een voldoende warme kamer.
De arts zal ook vragen stellen over het verloop van de zwangerschap en de bevalling om een goed beeld te krijgen van de algemene gezondheid van de baby.
Eerste onderzoek
De bevalling is erg intensief voor een baby: de eerste minuten buiten de buik moet de baby even bekomen. Met de Apgar-test wordt bepaald hoe goed de baby zich aanpast aan het leven buiten de baarmoeder.
Ongeveer één minuut na de geboorte worden de ademhaling, huidskleur, spierspanning, hartslag en reactie op prikkels nagegaan. Op elk van deze parameters wordt een score gegeven van 0, 1 of 2. 0 betekent afwezig, 2 optimaal.
Er wordt een totaalscore op 10 punten gegeven.
- Een score van minder dan 4 betekent dat er mogelijk ernstige problemen zijn. Meestal wordt dan onmiddellijk zuurstof toegediend.
- Een score tussen 4 en 6 is frequent. De baby reageert dan goed, maar nog niet optimaal. Het onderzoek wordt in dat geval herhaald na 5 en 10 minuten.
- Een score boven de 7 betekent dat de baby normaal reageert.
Kort na de geboorte wordt ook het gewicht, de lengte en de hoofdomtrek gemeten.
Kop-tot-teen-onderzoek
Tijdens dit onderzoek wordt de baby volledig en nauwkeurig gecontroleerd.
Huid
De arts bekijkt zorgvuldig de huid van de baby. Volgende bevindingen komen vaak voor:
- Lanugo: dikwijls is de baby bij de geboorte bedekt met dunne, donsachtige haartjes. Die zijn volkomen normaal, en dienen om de baby warm te houden. Ze verdwijnen tijdens de eerste dagen.
- Huidsmeer: dit is een vettig wit laagje op de huid van de pasgeboren baby, dat vooral aanwezig is in de huidplooien. Huidsmeer verdwijnt vanzelf na enkele dagen.
- Geelzucht: ongeveer 1 op 3 kinderen ontwikkelt tijdens de eerste levensweek geelzucht. De huid kan dan lichtjes geel kleuren. Geelzucht verdwijnt meestal vanzelf. Als de arts abnormale geelzucht vermoedt, wordt er wat bloed afgenomen. Soms is fototherapie nodig: de baby wordt dan onder een uv-lamp gelegd.
- Vlekkerige uitslag met zweertjes: dit is onschuldige uitslag bij baby’s met een droge huid. De baby heeft er geen last van, en de uitslag verdwijnt vanzelf na enkele dagen of weken.
- Aardbeivlek (hemangioom): dit is een grote hoeveelheid kleine bloedvaatjes, in of op de huid gelegen, zichtbaar als vlakke of licht verheven rode vlekken. Ze kunnen reeds bij de geboorte aanwezig zijn of ontstaan in de eerste maanden na de geboorte. Aardbeivlekken zijn onschuldig, en 95% verdwijnt uiteindelijk spontaan. Een behandeling is meestal niet nodig.
Voedingstoestand en vochtbalans
- Een te kleine baby met een te laag geboortegewicht kan wijzen op een groeistoornis in de baarmoeder.
- De elasticiteit van de huid geeft een aanwijzing over de vochtbalans.
Bevindingen veroorzaakt tijdens de geboorte
Doordat de baby tijdens de bevalling door het smalle geboortekanaal passeert, kunnen er een aantal onschadelijke afwijkingen optreden:
- Geboortegezwel: dit is een tijdelijke zwelling op het hoofd van de baby, die bestaat uit vocht en zacht en elastisch aanvoelt. Meestal verdwijnt de zwelling vanzelf binnen 1 tot 3 dagen na de geboorte.
- Bloeduitstorting op het hoofd: dit is een tijdelijke zwelling op het hoofd van de baby, die bestaat uit bloed tussen de schedel en het beenvlies van de schedel. Een behandeling is meestal niet nodig: het lichaam ruimt het bloed zelf op in de loop van enkele weken of maanden.
- Bloeduitstorting op het oogwit: hierbij is het wit van het oog helderrood gekleurd. De bloeduitstorting is niet pijnlijk en verdwijnt binnen 1 tot 3 weken vanzelf.
- Breuk van het sleutelbeen: soms kan de beweging van de arm wat beperkt zijn door een breuk van het sleutelbeen, maar dit geneest binnen een paar dagen tot een tweetal weken spontaan.
Bloedsomloop
De arts controleert of het hart en de bloedomloop goed functioneren.
- Huidskleur: de huid hoort mooi roze te zijn. Een blauwe verkleuring van de lippen of tong wijst op een tekort aan zuurstof.
- Polsslag: bij een gezond kind is de hartslag 100-160/min, maar de hartfrequentie van een huilend kind kan tot 200/min toenemen.
- Hartgeruis: de arts luistert met de stethoscoop naar het hart van de baby. Als er hartgeruis hoorbaar is, moet er verder onderzoek van het hart gebeuren om te bepalen of er al dan niet sprake is van een hartafwijking.
- Liespulsaties: de arts controleert of de hartslag goed voelbaar is in de dijbeenslagaders van beide liezen.
Ademhalingssysteem
De arts luistert naar de longen van de baby met de stethoscoop. Een pasgeboren baby ademt normaal 40 tot 60 keer per minuut.
Ademhalingsmoeilijkheden kunnen te wijten zijn aan aandoeningen van de longen, maar ook van het hart, aan infecties en aan stofwisselingsziekten.
Zenuwstelsel en zintuigen
De arts zal de verschillende functies van het zenuwstelsel en de zintuigen nagaan.
- Schedel: omdat de schedel nog moet groeien, zijn de verschillende beenderen nog niet helemaal met elkaar vergroeid. Bij een pasgeborene zijn er normaal twee fontanellen aanwezig: de grote en de kleine fontanel. Een fontanel is een opening tussen de schedelbeenderen. De grootte van de fontanellen wordt steeds gecontroleerd. De voorste fontanel groeit helemaal dicht tussen de leeftijd van 8 tot 24 maanden. De achterste fontanel sluit wat vroeger, rond de leeftijd van 2 à 6 maanden.
- Beweging: de arts bekijkt of de baby uit zichzelf de 4 ledematen evenveel beweegt.
- Reflexen: de arts controleert o.a. de zuig-, grijp-, schrik- en stapreflexen.
- Ogen: de arts bekijkt of er afwijkingen van de ogen zijn. Hij kan eventueel ook de pupilreflex testen.
- Oren: de arts controleert of er afwijkingen van de oren zijn. Een gehoortest wordt later uitgevoerd via Kind en Gezin, wanneer de baby 2 tot 4 weken oud is.
Spijsverteringsstelsel
De arts controleert de verschillende delen van het spijsverteringsstelsel.
- Mond: de arts voelt of het gehemelte volledig gesloten is.
- Buik: de arts voelt aan de buik en luistert met de stethoscoop. De lever is vaak voelbaar bij een pasgeborene, de milt normaal niet. Als er andere massa’s voelbaar zijn, moet de baby verder onderzocht worden. De arts controleert ook de navelstomp en kijkt of deze goed geneest. Een navelbreuk komt regelmatig voor bij pasgeborenen, en herstelt meestal vanzelf na enkele jaren.
- Anus: de arts kijkt steeds de aarsopening na en zal vragen of de baby al stoelgang heeft gemaakt.
Geslachtsdelen
Ook de geslachtsdelen worden gecontroleerd.
- Bij jongens voelt de arts of beide teelballen aanwezig zijn in de balzak en of de penis normaal gevormd is. De lengte van het schaambeen tot aan de top van de penis moet meer dan 2,8 cm bedragen.
- Bij meisjes controleert de arts of de grote en kleine schaamlippen en de clitoris normaal zijn. Witverlies bij baby’s is een normaal verschijnsel.
Skelet en heupen
De arts beoordeelt de verhoudingen van het lichaam en de ledematen.
- Armen en handen: de arts controleert het aantal vingers en kijkt naar de positie van de plooien in de handpalm.
- Benen en voeten: de arts controleert het aantal tenen, en kijkt na of de baby eventueel een klompvoet heeft.
- Heupen: de arts controleert steeds de beweeglijkheid van de heupen en kijkt of er een verschil is in lengte van de beide bovenbenen. Dit kan te wijten zijn aan een abnormale ontwikkeling van de heup. Soms is een echografie nodig om afwijkingen uit te sluiten.
Gewicht
De eerste dagen wordt het gewicht dagelijks gecontroleerd. Het is normaal dat een pasgeborene 10% van zijn geboortegewicht verliest tijdens de eerste 5 dagen. De baby is namelijk gewend om continu eten te krijgen via de navelstreng.
Screening aangeboren afwijkingen
Elk pasgeboren kind in Vlaanderen krijgt 72 uur na de bevalling een bloedprik aan de hiel. Deze bloedafname gebeurt meestal op de materniteit, bij de vroedvrouw of de behandelende arts.
Het bloedstaal wordt gescreend op een aantal ernstige aangeboren aandoeningen, zodat vroegtijdige behandeling kan worden opgestart om gezondheidsschade te voorkomen of te beperken.