Wat is het?
Sarcomen zijn kwaadaardige gezwellen die zowel in de weefsels als in de beenderen kunnen voorkomen. Ze ontstaan uit het steun- of bindweefsel.
Weefselsarcomen bevinden zich in de weke weefsels: bindweefsel, zenuwweefsel, spieren, vet, bloedvaten, gewrichtskapsels…
Botsarcomen situeren zich in het been en het kraakbeen. Ze kunnen uitzaaien via het bloed, meestal naar de longen, soms naar de lymfeknopen.
Hoe vaak komt het voor?
Sarcomen zijn gelukkig zeldzaam.
Weefselsarcomen vormen ongeveer 1% van alle kwaadaardige gezwellen.
Hoe kan je ze herkennen?
In de beginfase treden er bij sarcomen weinig tot geen symptomen op.
Botsarcomen veroorzaken pijn, zwelling en warmte van de huid boven het gezwel. Als ze in de buurt liggen van een gewricht, kan de beweeglijkheid ervan verminderen.
Weefselsarcomen blijven dikwijls symptoomloos. De helft bevindt zich in de ledematen, de helft ter hoogte van de romp, het hoofd of de nek. Een knobbel die groeit, vastzit aan het onderliggende weefsel, hard aanvoelt en groter is dan 5 cm, moet als verdacht beschouwd worden.
Uitzaaiingen in de longen kunnen gepaard gaan met hoesten, bloedslijmen en kortademigheid.
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
De arts vermoedt de diagnose op basis van de klachten en het klinisch onderzoek.
Een Rx en CT-scan tonen meestal weefsel- of botvernietiging.
Het vermoeden moet altijd bevestigd worden door een biopsie, waarbij men een stukje tumor wegneemt en in het labo onderzoekt.
Wat kan je arts doen?
De behandeling zal steeds in een gespecialiseerde dienst in het ziekenhuis gebeuren.
Voor botsarcomen bestaat deze meestal uit een combinatie van chemotherapie, bestraling en chirurgie. Door de chemo verkleint de tumor, zodat hij kan worden weggesneden. Bestraling kan een herval voorkomen of vertragen.
Weke weefselsarcomen worden breed uitgesneden, waarbij ook 4 tot 6 cm gezond weefsel rond de tumor wordt weggenomen. Als dit niet mogelijk is, wordt bestraling gegeven.
Chemo is voorbehouden voor patiënten met uitzaaiingen.
Opvolging
In een eerste fase wordt de nadruk gelegd op revalidatie, zo nodig met aangepaste prothesen en/of andere hulpmiddelen.
Om tijdig herval en uitzaaiingen op te sporen, worden sarcoompatiënten nog lange tijd na de behandeling opgevolgd: de eerste 5 jaar om de 3 tot 6 maanden, de volgende 5 jaar om de 12 maanden. 50 tot 80% van de patiënten is nog symptoomvrij na 5 jaar.