Wat is het?
Normaal passen de bovenste en onderste tandenrij goed op elkaar als je de mond sluit. Als je de tanden niet goed meer op elkaar kan zetten, en dus niet goed aansluiten, spreken we van malocclusie. Vaak zorgt dit voor extra spanning in het kaakgewricht, en kan dit pijn veroorzaken in de kaak en/of het aangezicht.
De oorzaak van malocclusie van de tanden verschilt: erfelijke factoren spelen een grote rol, maar ook ongevallen met aangezichtsletsels, ademhalingsproblemen en persistent duimzuigen kunnen een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de aandoening. Volgens een Vlaamse steekproef bij kinderen tussen 3 en 5 jaar kwam een open beet (enkel de maaltanden of kiezen raken elkaar) het vaakst voor (32%).
Hoe kun je het herkennen?
Er bestaan verschillende types malocclusie:
- Disto-occlusie: de tanden van de onderkaak zijn veel meer naar achter gelegen dan normaal. Dit wordt ook wel Angle Klasse II-malocclusie genoemd. Personen met een disto-occlusie zijn vaak geneigd de onderlip achter de voortanden te plaatsen, waardoor het probleem nog meer benadrukt wordt.
- Angle Klasse III-malocclusie: hierbij staat de onderste tandenrij naar voren, zodat deze voor de bovenste komt. Dit veroorzaakt vooral last aan de kauwspieren.
- Traumatische diepe beet: hierbij zijn de onderste tanden zodanig naar achteren verplaatst dat ze in contact komen met het verhemelte. Dit kan pijn en open wondjes veroorzaken in het verhemelte en pijn bij het kauwen.
- Laterale en anterieure kruisbeet: hierbij zitten 1 of meer van de bovenste tanden binnen de onderste tandenrij. Dit verstoort niet alleen de normale kauwbewegingen, maar kan op termijn ook afwijkingen veroorzaken bij de ontwikkeling van de kaakgewrichten.
- Open beet: alleen de maaltanden hebben nog contact met elkaar. Er is geen contact met de voortanden als de tanden van boven en -onderkaak op elkaar gezet worden. Een open beet is vaak een gevolg van blijvend duim- of vingerzuigen.
- Asymmetrische groei is meestal het gevolg van een trauma. De beide kaakhelften ontwikkelen zich dan soms ongelijk.
Problemen die gepaard kunnen gaan met niet goed op elkaar passende tanden:
- Neuspoliepen en keelamandelen kunnen de malocclusie verergeren: door de ruimte die ze innemen, beïnvloeden ze de ontwikkeling van de onderkaak. Een verwijdering ervan kan het probleem verhelpen.
- Slaapapneu leidt bij kinderen tot hyperactiviteit en rusteloosheid. Verwijdering van neuspoliepen en keelamandelen kan dit meestal verhelpen. Bij volwassenen leidt slaapapneu tot vermoeidheid, depressie en slaapaanvallen. Het wordt behandeld met CPAP, een soort luchtpomp die via een mondmasker lucht onder druk inblaast. Soms is een ingreep op het gebit noodzakelijk.
- Spraakstoornissen: een foute uitspraak van de ‘s’ (‘slissen’) lijkt gerelateerd aan een open beet van de voorste tanden.
- Reumatoïde artritis (gewrichtsreuma) tast in 60% van de gevallen ook het kaakgewricht aan. Dit kan resulteren in een beperking van het openen van de mond en van de beweeglijkheid van de onderkaak. Door een ontsteking van 1 kaakgewricht zal de aangetaste zijde afwijken bij het openen van de mond. Misvorming van de kaak kan een open beet veroorzaken. Vroegtijdige behandeling van gewrichtsreuma kan de schade beperken.
- Een gespleten lip en verhemelte gaan meestal samen met problemen van de beet. De opening wordt chirurgisch gesloten.
- Meerdere aangeboren ontwikkelingsstoornissen kunnen malocclusies veroorzaken.
Wat kun je zelf doen?
Bouw het gebruik van de fopspeen/duim volledig af tegen de leeftijd van 3 jaar. Dit is ruim voordat het definitieve gebit gevormd wordt, zodat het gebit alle tijd heeft om zich spontaan te corrigeren. Het afleren van een slechte gewoonte kan moeilijk zijn: vraag hulp aan je arts als het niet lukt ondanks een rustige, vastberaden aanpak met een alternatief zoals een knuffeldoekje.
Wat kan je arts of zorgverlener doen?
Zeker bij kinderen en jongeren is een regelmatige mondcontrole door een tandarts belangrijk, zodat deze indien nodig tijdig kan doorverwijzen naar een orthodontist.
De behandeling van niet goed op elkaar passende tanden gebeurt meestal bij de orthodontist. Hij controleert de tandgroei en de ontwikkeling van de beet, en corrigeert de afwijkingen zoveel als mogelijk met orthodontische apparaten. Bij ernstige afwijkingen kan een chirurgische ingreep nodig zijn bij een stomatoloog (mond-kaak-aangezichtschirurg).
Meer weten?
https://www.kindengezin.be/verzorging/fopspeen-of-duim/stoppen/