Wat is het?
Een gangstoornis is een verzamelnaam voor allerlei aandoeningen die een normaal gangpatroon belemmeren en/of verstoren. Gangstoornissen kunnen een belangrijke impact hebben op de mobiliteit, de hulpbehoevendheid en het risico op vallen.
Bij jonge personen wordt een gangstoornis meestal veroorzaakt door een specifieke aandoening. Naarmate men ouder wordt, kan een gangstoornis het gevolg zijn van een samenspel van meerdere onderliggende aandoeningen.
Gangstoornissen worden opgedeeld volgens hun oorzaak: neurologisch en niet-neurologisch.
Enkele voorbeelden van niet-neurologische oorzaken zijn:
- breuk van de onderste ledematen;
- artrose, artritis;
- slechte doorbloeding in de benen;
- lage bloeddruk bij rechtstaan (orthostatische hypotensie);
- gelokaliseerd been- of voetprobleem (eelt, teenmisvorming, platvoet);
- oude letsels;
- verminderd zicht.
Enkele neurologische oorzaken zijn:
- aandoeningen die het ruggenmerg samendrukken (hernia, myelitis…);
- hersenbloedingen, meer bepaald een subduraal hematoom (bloeduitstorting in de ruimte tussen twee bepaalde hersenvliezen;
- beroerte;
- ziekte van Parkinson;
- alcoholisme;
- polyneuropathie door bijv. diabetes;
- hersen- of ruggenmergtumor;
- amyotrofe laterale sclerose (ALS);
- multiple sclerose.
Hoe kun je het herkennen?
Bij gangstoornissen kun je meerdere symptomen ervaren zoals frequent vallen, stapproblemen, een verbreed steunvlak (wandelen met de voeten wijd uit elkaar), een voorovergebogen houding en een onzeker, wankel gevoel tijdens het wandelen.
Hoe stelt je arts de diagnose?
Aan de hand van specifieke vragen en een lichamelijk onderzoek zal de arts op zoek gaan naar de juiste oorzaak. Zo nodig vraagt hij bijkomende onderzoeken aan.
Wat kan je arts of zorgverlener doen?
De behandeling van een gangstoornis hangt af van de diagnose of van de reden ervan. Zo zal de aanpak helemaal anders zijn bij de ziekte van Parkinson dan na een beroerte. Vaak is die aanpak ook multidisciplinair. Dat betekent dat meerdere zorgverleners betrokken zijn. Bij gangstoornissen zijn dat doorgaans de kinesitherapeut, de (revalidatie)arts en de ergotherapeut. Soms moet je speciale hulpmiddelen voorzien.
Wat kun je zelf doen?
Blijven bewegen is in veel gevallen de boodschap, zij het soms op een aangepaste manier.