Wat is het?
Een operatie is vaak een van de behandelingsmogelijkheden voor een bepaalde aandoening. Of hiervoor gekozen wordt, hangt af van een groot aantal factoren, zoals leeftijd, aanwezigheid van andere ziekten, algemene gezondheidstoestand of de wens van de betrokkene zelf.
Daarom gebeurt steeds een evaluatie waarbij wordt nagegaan of de ingreep wenselijk is, of de voordelen voldoende groot zijn op vlak van verwachte levenskwaliteit en of voldoende veiligheid kan worden verzekerd tijdens en na de ingreep.
Het operatierisico wordt bepaald door de fysieke en mentale toestand van de betrokkene, de aard van de chirurgische aandoening en de aanpak ervan, alsook door de anesthesie. Op basis van deze evaluatie wordt men zo goed mogelijk voorbereid op de ingreep.
Bevraging en onderzoek
Een uitgebreide bevraging en lichamelijk onderzoek zijn uitermate belangrijk voor een correcte evaluatie.
De huisarts is op de hoogte van alle relevante medische gegevens. Hij kan als eerste een inschatting maken van de toestand van zijn patiënt. Hij zal het chirurgisch team en de anesthesist hiervan op de hoogte brengen. Op die manier kunnen ook zij het chirurgisch risico correct beoordelen.
Op basis van de bevraging en het lichamelijk onderzoek wordt iemand onderverdeeld volgens de ASA-classificatie (American Society of Anesthesiologists Physical Status):
- ASA 1: een normale gezonde patiënt, niet-rokers, geen of minimaal alcoholgebruik.
- ASA 2: een patiënt met een milde medische aandoening die onder controle is en zonder weerslag op het dagelijks functioneren. Bijv. roken, matig alcoholgebruik, zwangerschap, obesitast (BMI 30-40), hypertensie of diabetes die goed onder controle is.
- ASA 3: een patiënt met een ernstige medische aandoening of één of meer matige tot ernstige aandoeningen. Bijv. morbiede obesitas (BMI>40), COPD, pacemaker, ooit een hartinfarct of beroerte gehad hebben.
- ASA 4: een patiënt met een ernstige medische aandoening die levensbedreigend kan zijn. Bijv. hartinfarct, ernstige hartklepproblemen, sepsis.
- ASA 5: een patiënt die zonder operatie waarschijnlijk zal overlijden.
Bijkomende onderzoeken
Afhankelijk van de ASA-klasse, het soort ingreep en het risico voor het hart kunnen bijkomende onderzoeken (bijv. bloedonderzoek, hartfilmpje (ECG), longfoto) worden aangevraagd.
Hier gelden enkele vuistregels:
- bij gezonde personen onder de 50 jaar die behoren tot ASA-klasse 1 zijn geen extra onderzoeken nodig.
- bij gezonde personen boven de 50 jaar en iedereen die behoort tot ASA-klasse 2, 3 en 4 gebeuren een basis bloedonderzoek en een hartfilmpje.
- welke bloedtests hangt af van de aard en ernst van de ziekten waaraan men lijdt.
- bij mensen met een longaandoening wordt ook een Rx-foto van de longen gemaakt.
- bij hartpatiënten kan een inspanningstest nodig zijn.
- personen die behoren tot ASA-klasse 5 komen in principe niet meer in aanmerking voor een chirurgische ingreep omwille van hun beperkte levensverwachting. Eventuele ingrepen zijn enkel palliatief, dus bedoeld om het lijden te verlichten.
Beslissing tot ingreep
De eindbeslissing om al dan niet te opereren ligt bij de chirurg.
Op basis van de resultaten van bevraging, lichamelijk onderzoek en eventueel bijkomende onderzoeken passen zowel anesthesist als chirurg indien nodig hun beleid aan. Zo kunnen ze maatregelen nemen om patiënten met een hoger risico voor te bereiden op de ingreep, zoals het op punt stellen van de medicatie.
Er wordt beslist of de operatie via dagopname kan gebeuren dan wel of er een ziekenhuisopname aan te pas moet komen. Zo gebeuren open buikoperaties, ingrepen bij personen uit de ASA-klassen 3 en 4, mensen met extreme obesitas of met een alcohol- of drugprobleem nooit via daghospitalisatie.
Na de operatie worden de nodige afspraken gemaakt rond revalidatie en zorg.