Wat is het?
Iemand met een obsessief-compulsieve stoornis (OCS), vaak ook gekend als OCD van het Engels ‘obsessive compulsive disorder’, heeft last van steeds terugkerende dwanggedachten en/of dwanghandelingen.
Dwanggedachten of obsessies zijn steeds terugkerende gedachten die men eigenlijk niet wil hebben.
Dwanghandelingen of compulsies zijn bepaalde handelingen die iemand met OCS steeds wil herhalen.
Mensen met OCS kunnen hiervan veel last ervaren. Ze zitten het dagelijks leven erg in de weg en nemen ook veel tijd in beslag.
OCS treedt gewoonlijk op rond de leeftijd van 20 jaar. De aandoening is meestal chronisch. Genetisch onderzoek suggereert een erfelijke aanleg als basis van OCS. Maar tot op heden heeft men nog geen genetisch defect gevonden dat verantwoordelijk is voor OCS.
Hoe vaak komt het voor?
Volgens onderzoekers komt OCS in de algemene bevolking voor bij ongeveer 1,6 % van de mensen, even vaak bij mannen als bij vrouwen.
Hoe kan je het herkennen?
Je hebt last van obsessieve gedachten of dwanghandelingen. Ze komen herhaaldelijk voor en je vindt ze storend.
Mensen met OCS erkennen dat hun obsessies ontspruiten aan hun eigen geest en niet van ‘buitenaf’ zijn opgelegd.
Vaak voorkomende obsessies zijn smetvrees, vermijden van vuil, angst voor ziektekiemen of het zich inbeelden anderen of zichzelf schade te hebben berokkend.
Andere vormen zijn angst om de controle te verliezen of last hebben van opdringerige seksuele gedachten. Sommigen hebben terugkerende verboden gedachten of de drang om dingen op een bepaalde manier te behouden; nog anderen hebben last van overmatige religieuze of morele twijfels of ondervinden een dwangmatige behoefte om te praten en vragen te stellen.
Vaak voorkomende compulsies zijn veelvuldig terugkerend gedrag zoals handenwassen, controleren, opruimen en herorganiseren van spullen of bijhouden van dingen.
Andere vormen zijn het uitvoeren van psychische activiteiten zoals bidden, tellen, in stilte woorden herhalen. Dwanghandelingen worden vaak uitgevoerd en herhaald volgens strikte rituelen, en dienen om zich te verlossen van iets dat als onaangenaam wordt ervaren (vaak is dit gelinkt met dwanggedachten).
Hoe stelt je arts de aandoening vast?
Door vragen te stellen zal het voor de arts duidelijk worden of er sprake is van OCS. Soms zal hij een lichamelijk en een bloedonderzoek uitvoeren om een lichamelijke oorzaak of drug- of geneesmiddelenmisbruik uit te sluiten, hoewel dit eerder zelden voorkomt.
OCS komt vaak samen voor met andere psychiatrische aandoeningen zoals depressie, eetstoornissen en angststoornissen. In tegenstelling tot dwangmatig gedrag komen obsessieve gedachten voor bij heel wat psychiatrische ziekten.
Andere psychiatrische ziekten kunnen op OCS lijken zoals zenuwtrekstoornissen (syndroom van Tourette). Je arts zal hierin een onderscheid proberen te maken door je klachten te bevragen.
Wat kan je zelf doen?
Begin bijvoorbeeld met het bijhouden van een ‘dagboekje’. Schrijf op wat er gebeurt op momenten dat je je angstig voelt. Welke gedachten spelen er dan door je hoofd? Waarvoor ben je bang? Wat voel je? Hoe reageer je hierop? En wat doe je dan precies?
Bekijk eens kritisch of je gedachten wel kloppen en of er echt reden is voor paniek. Bedenk vervolgens welke positieve, geruststellende gedachten je voortaan tegenover je angstige gedachten kunt zetten. Schrijf deze positieve gedachten best op zodat je ze op moeilijke momenten kunt nalezen.
Het helpt ook om steun te krijgen van mensen die je vertrouwt. Je kunt hen vragen deze tekst ook te lezen, zodat ze beter begrijpen waarvan je last hebt. Heb je een dagboekje bijgehouden, dan kan het helpen om dit samen met hen te bespreken. Vaak wordt dan duidelijk hoe je angsten ontstaan.
Probeer ook een manier te vinden om de cirkel van angst en dwanghandelingen te doorbreken.
Wat kan je arts of zorgverlener doen?
Bij OCS is het meestal nodig je te laten helpen door een psycholoog of psychiater. Je huisarts kan je doorverwijzen.
Door te praten en te oefenen kun je leren bepaalde gedachten en reacties op angst te veranderen. We noemen dit cognitieve gedragstherapie.
Als je desondanks toch nog veel klachten hebt, dan kan een behandeling met medicatie soms helpen. De medicatie die men dan doorgaans neemt zijn antidepressiva. Het effect van deze geneesmiddelen is langzaam. Je merkt het pas na gemiddeld 2-3 maanden. De werkzaamheid ervan kan gedurende 1 jaar blijven toenemen. De behandeling duurt minstens 1,5 jaar, en soms zelfs levenslang.
Herval komt heel vaak voor wanneer de medicatie wordt gestopt, en de persoon geen cognitieve gedragstherapie (CGT) heeft gevolgd. De beste behandeling is trouwens een combinatie van beide.
Uiteindelijk kun je erin slagen om nog maar weinig last te hebben van je dwanggedachten en dwanghandelingen. Herval is wel mogelijk. Als je merkt dat de klachten terugkomen, denk dan niet dat het vanzelf weer overgaat. Wacht niet te lang en maak een afspraak met je huisarts, of neem contact op met de psycholoog of psychiater die je geholpen heeft.
Meer weten?
https://www.tegek.be/psychische-problemen/klachten/dwangstoornis