Wat is het?
Het hart bestaat uit twee voorkamers (boezems) en twee kamers (ventrikels). De hartspier trekt samen onder invloed van een kleine elektrische stroom.
Die stroom wordt opgewekt in de sinusknoop, een zenuwknoop in de rechtervoorkamer van het hart. De stroom wordt vanuit de sinusknoop verspreid over de hartspier door een speciaal systeem van zenuwen.
De elektrische stromen kunnen we registreren op een elektrocardiogram of ECG, een filmpje van de hartactiviteit.
Als de stroom de spier van de hartkamers bereikt, trekt die samen. Normaal slaat het hart 60 tot 100 keer per minuut. Bij een hartslag sneller dan 100 per minuut spreekt men van een versnelde hartslag of tachycardie.
De oorzaak kan zich in de voorkamers of in de kamers van het hart situeren. In 80% van de gevallen ligt de oorzaak in een stoornis in de hartkamers, zoals een hartinfarct. Bij de overige 20% ligt de oorzaak in de voorkamer van het hart, zoals een hartritmestoornis. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de oorsprong in de kamers of de voorkamers, omdat er een groot verschil is in ernst: ligt de oorsprong in de hartkamer, dan kan dit leiden tot een hartstilstand.
Hoe kun je het herkennen?
De oorzaak van een versnelde hartslag kan meestal vastgesteld worden met een ECG, afgenomen tijdens een episode.
Bij iedereen die hartkloppingen heeft en een hartritme van meer dan 120 slagen per minuut, zou een ECG gemaakt moeten worden.
In de praktijk is dat niet evident. Meestal wordt daarom gekeken naar andere begeleidende klachten, zoals pijn op de borst, onregelmatige hartslag, tekenen van hartfalen, enz.
Een versnelde hartslag die zijn oorsprong heeft in de hartkamers komt meestal voor bij oudere patiënten met een hartziekte, zoals een hartinfarct of hartfalen. Het ritme is snel, meestal meer dan 160 per minuut.
Een versnelde hartslag met oorsprong in de voorkamers van het hart komt eerder voor bij jonge mensen met een gezond hart, maar met een afwijking van de elektrische geleiding door de hartspier. Het ritme is vaak iets trager, 120 tot 140 slagen per minuut.
Aanvallen van versnelde hartslag kunnen spontaan weer verdwijnen. Daarom moet tijdens een aanval, indien mogelijk, meteen een ECG worden afgenomen.
Bij twijfel worden mensen meteen naar het ziekenhuis verwezen.
Wat moet er gebeuren?
Alle personen met een versnelde hartslag worden best doorverwezen naar een hartspecialist (cardioloog) om de juiste oorzaak op te sporen.
De verwijzende arts zal een uitgebreide brief meegeven met een beschrijving van de omstandigheden en kenmerken van de episode, en met een ECG, afgenomen tijdens de aanval.
Ook een ECG buiten een aanval kan interessant zijn om bepaalde hartziekten te kunnen vaststellen.